Maatschappijleer/Politiek en politocologie - Edwin Woerdman
Politiek en politicologie laat zien hoe volgens politicologen de politiek in elkaar zit. Enerzijds wordt het functioneren van de politiek in de praktijk behandeld, anderzijds geeft het boek een systematisch overzicht van het vakgebied van de politicologie.
Deze vierde druk van Politiek en politicologie betreft een grondige update van literatuurverwijzingen, feiten en cijfers. Ook nieuw onderzoek wordt besproken, bijvoorbeeld naar privatisering, sociale zekerheid, prestaties van de publieke sector, Europa en populisme.
Politiek en politicologie gaat in op de verhoudingen tussen en binnen de lokale, regionale, nationale, Europese en internationale politiek. Het boek besteedt daarom zowel aandacht aan de Nederlandse politiek als aan Europese integratie en Internationale Betrekkingen. Daarbij worden niet alleen ‘zachte’ benaderingen toegepast, zoals politieke cultuur, maar ook ‘harde’ benaderingen, zoals speltheorie.
Samenvatting Bewerken
Problemen, politiek en politicologie Bewerken
Een inleiding waarin de politicologie wordt beschreven in relatie tot de politiek.
Het boek benadrukt de samenhang tussen verschillende deelterreinen van de politicologie en die tussen politicologie en de politiek.
Centrale begrippen: politiek, staat, democratie en macht.
Hoofdstuk 1: Problemen, politiek en politicologie
Waar gaat de politiek over en wat zijn centrale vragen?
Politieke problemen Bewerken
Maatschappelijke verschijnselen die niet als problematisch worden ervaren krijgen doorgaans geen aandacht in de politiek. Diverse politieke problemen hebben invloed op ons dagelijks leven en we betalen mee aan de pogingen om dit op te lossen.
Politiek is een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn. Deze definitie van Van Deth en Vis heeft als voordeel dat ze duidelijk afgebakend is.
Een probleem is een situatie die mensen als ongewenst beschouwen en ze denken de situatie te moeten en kunnen veranderen.
Objectief aspect (feitelijke werkelijkheid) versus Subjectief aspect (perceptie). Percepties zijn belangrijk in de politiek omdat ze uiteindelijk het gedrag van mensen sturen.
Een politiek probleem is een ongewenst en veranderbaar beschouwde situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn.
Er is niet altijd overeenstemming wat een politiek probleem is: mensen hanteren verschillende normen om de werkelijkheid te beoordelen mensen ervaren de objectieve werkelijkheid verschillend mensen zijn het niet eens
�
Politiek en de overheid Bewerken
Grootste werkgever van Nederland. Defenities van Hoogerwerf en Laver.
Politiek en het verdelingsvraagstuk Bewerken
Zero-sum game: extra geld voor de een betekent minder geld voor de ander.
Lasswell: wie krijgt wat, wanneer en hoe? Zeer ruime definitie.
Lasswel en Kaplan: het vormen en verdelen van macht. Te ruim en te beperkt tegelijk.
Easton: de gezaghebbende toedeling van waarden voor een samenleving. Te weinig afbakening.
Verdeling van geld macht en waarden.
Politiek en collectieve actieproblemen Bewerken
In een collectieve-actieprobleem conflicteert het eigenbelang van elk individu in een bepaalde mate met het eigenbelang van ieder individu. Het collectief resultaat is in strijd met het eigenbelang van de verschillende individuen.
Publieke goederen zijn ondeelbaar en niet-uitsluitbaar. Bijvoorbeeld dijken.
Free rider-principe.
Individuele rationaliteit kan collectieve irrationaliteit opleveren.
Semipublieke of quasipublieke goederen zijn in een bepaalde mate deelbaar en uitsluitbaar. Bijvoorbeeld openbaar vervoer.
Taylor: politiek = het oplossen van collectieve-actieproblemen. Door: overheidsingrijpen (surveilance) de verleiding of te free-riden te verkleinen (belastingmaatregelen en boetes) moraal (men voelt zich verplicht)
command-and-control: de overheid dwingt de burgers samen te werken.
Enkele kenmerken van politiek Bewerken
Politiek heeft onder meer betrekking op:
- de overheid (Van Deth en Vis, Hoogerwerf)
- conflict en samenwerking (Laver)
- de verdeling van geld (Lasswell)
- de verdeling van macht (Kaplan)
- de verdeling van waarden (Easton)
- collectieve-actieproblemen (Taylor)
Er bestaat geen 'beste' omschrijving van politiek.
Politicologie Bewerken
Centrale vragen: Hoe moet het object van politicologie gedefinieerd worden? (afbakening) Hoe moeten de centrale begrippen van politicologie gedefinieerd worden? (invulling) Welke wetenschappelijke strategie moet gebruikt worden om de beoogde kennis te verwerven? (methode) Welke wetenschappelijke benadering moet gebruikt worden om de beoogde kennis te verwerven? (blikrichting)
Benaderingswijze:
- theoretisch
- empirisch
- normatief
- vergelijkend
Wetenschappelijke benaderingen Bewerken
Theoretische politicologie
Zuivere theorie - bijvoorbeeld de trias politica vereenvoudiging (meest wezenlijke onderdelen) abstrahering (beperkte hoeveelheid gegevens) generalisatie (focus op algemene elementen)
Empirische politicologie
onderzoekende benadering - empirische cyclus
> probleemstelling > doelstelling & vraagstelling > theorie > hypothese > operationalisering > analyse > conclusie > probleemstelling… >
Normatieve politicologie
Gewenste politieke orde (politieke filosofie)
Rawls: oorspronkelijke positie. Procedurele rechtvaardigheid: vrijheidsrechten voor alle individuen (niet ten koste van een ander) toegang tot banen en functies (gelijke kansen) armsten zo rijk mogelijk (bescherming van minderbedeelden)
Tricle-downeffect: het bestaan van rijken komt ten goede aan de armen.
Vergelijkende politicologie
Diachrone (tijd) en synchrone (plaats) methode.
Modellen, politiek proces en besluitvorming Bewerken
Een model van een van het politieke proces is een afbeelding. Maar zo’n model is meer dan een plaatje. Het probeert een antwoord te geven op de vraag: hoe zit politiek in elkaar? Wat zijn modellen? Welke modellen van het politieke proces kunnen worden onderscheiden? Wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen deze modellen? Wat zijn de voor- en nadelen ervan? En hoe werkt de politiek?
Theorie en model Bewerken
Een theorie is een geheel van samenhangende begrippen. Een model is een vereenvoudigde weergave van een theorie. Een politicologisch model is dit ten aanzien van een bepaald politiek verschijnsel of proces.
Volgens Lock is deze voorstelling niet correct. Modellen kunnen worden opgevat als theorieën omdat het model vertrekt vanuit een theorie.
Een model is een visualisering van een theorie. Het model dient de werkelijkheid adequaat te kunnen weergeven en verklaren. Doet het model dit niet, dan wordt de theorie en daarmee het model aangepast.
Het politiekesysteemmodel Bewerken
Easton’s model gaat over het gehele politieke proces (1965). In de werking van het politieke systeem spelen stabiliteit en continuïteit een grote rol.
2.2.1 Werking van het politieke systeem
Politieke actoren zijn de deelnemers van het politieke proces (de omgeving). Burgers wensen dat een politiek probleem opgelost wordt. Maar ook de overheid zelf heeft die wens. De poortwachters zoals politici, ambtenaren, belangengroepen en media besteden al of niet aandacht aan een probleem. Burgers zijn het systeem in een bepaalde mate loyaal. Dit noemen we diffuse steun. Een voorbeeld is de opkomst bij verkiezingen. Belastingontduiking is een voorbeeld van verminderde steun.
Conversie > wensen en problemen worden in besluiten omgezet Uitvoer > als de beslissingen worden uitgevoerd kan er worden nagegaan in hoeverre het politieke systeem is tegemoetgekomen aan de wensen Terugkoppeling > burgers vormen een oordeel en beslissingen kunnen worden bijgestuurd
Conversie Uitvoer Terugkoppeling lokaal niveau gemeenteraad college van burgemeester en wethouders stemmen provinciaal niveau provinciale staten gedeputeerde staten stemmen nationaal niveau parlement regering stemmen internationaal niveau bv. Europese Raad van Ministers bv. Europese Commissie stemmen
Naast stemmen kunnen burgers laten weten wat ze vinden door deel te nemen aan: belangengroepen inspraakprocedures demonstraties
2.2.2 Stabiliteit en continuiteit
Volgens Easton wordt dit bereikt door: poortwachters diffuse steun terugkoppeling
Demand overload > overmaat aan eisen vanuit de overheid Content overload > tegenstrijdige eisen van burgers en organisaties
Algemene loyaliteit maakt dat een politiek systeem overleeft (diffuse steun). Door middel van terugkoppeling kan evenwicht in het systeem benaderd worden (tussen in- en uitvoer)
2.2.3 Kritiek op het politiekesysteemmmodel
De taal van het systeemmodel doet ouderwets aan; de begrippen worden niet in de praktische politiek gebruikt.. Daarnaast is het systeem is te:
conservatief (gericht op de status-quo) optimistisch (burgers ervaren meer barrières dan alleen de poortwachters) weinig bezig met conflicten
Het beleidsprocesmodel Bewerken
Beleid is niet neutraler dan politiek. Maar het klinkt neutraler. Beleidsvorming is niet alleen een technisch maar ook een politiek proces. Beleid kent verschillende uitleggen: het overheidsbeleid een keuze- of beslissingsproces een plan
Centrale begrippen in het beleidsprocesmodel zijn: agendavorming beleidsvoorbereiding beleidsbepaling beleidsuitvoering beleidsevaluatie
Het openbaar bestuur is het geheel van instellingen en structuren waarbinnen de overheidstaak wordt verricht. De bestuurskunde is het vakgebied wat zich hiermee bezig houdt.
2.3.1 Agendavorming
De publieke agenda bestaat uit punten van het publiek. De officiële agenda die van de beleidsbepalers. In de agendavorming spelen macht en belangen een grote rol. Media hebben een informatieve, expressieve en kritische functie. De media: informeren burgers over het beleidsproces en de inhoud informeren de overheid over wensen, eisen en problemen bij burgers bekritiseren het beleid van organisaties (overheden, bedrijven, belangengroepen…)
Voor de media is iets belangrijke informatie als: er een politiek probleem is er een conflict is iets vaak voorkomt het veel mensen raakt het hevige emoties oproept het sensationeel is het negatief of afwijkend is het actueel is het over hooggeplaatste personen gaat
Tenslotte wordt ook gekeken of het nieuws verkoopt.
Media is benaderbaar via email, fax, telefoon en internet. Daarnaast kun je zelf een persbericht schrijven, een persconferentie geven en een brief of artikel schrijven. Bij tv-nieuws moet het onderwerp in de regel smakelijk beeldmateriaal opleveren.
2.3.2 Beleidsvoorbereiding
Bij de beleidsvoorbereiding is er een spanningsveld tussen uitdenken (plan maken) en uitvechten (in het machtsproces).
Stappenplan van Hoogerwerf:
1. Analyse opdracht tot het ontwerpen van een beleid 2. Analyse beleidsprobleem 3. Analyse oorzaken beleidsprobleem (causale veldmodel) 4. Formulering einddoel en bijbehorende evaluatiecriteria 5. Overwegen mogelijke beleidsinstrumenten met te verwachten bijdragen aan het bereiken van het einddoel (voorlopige beleidsinstrumentenmodel) 6. Ontwerpen organisatie en proces van de beleidsuitvoering 7. Afweging te verwachten kosten en baten van toepassing van de mogelijke beleidsinstrumenten 8. Uiteindelijke formulering beleidsontwerp (incl. beleidsmodel)
2.3.3 Beleidsbepaling
Beleidsbepaling is besluitvorming over het beleid. De volgende manieren worden onderscheiden: synoptisch incrementeel mixed scanning
Bij synoptische besluitvorming wordt uitgegaan van een rationele keuze voor het beste middel. Echter is dit vaak niet mogelijk vanwege: besluitvormers kiezen vaak oplossingen waarmee ze vertrouwd zijn en hebben persoonlijke belangen er is zelden sprake van volledige informatie het is onmogelijk alle gevolgen te overzien machtsstrijd, belangenafweging en compromisvorming werkt beperkend
Voorafgaand kan een oriëntatiefase plaatsvinden en informatietekorten kunnen door ervaring en intuïtie worden gecompenseerd.
Bij incrementele besluitvorming wordt de beslisser voorgesteld als een overbelast persoon die keuzes maakt die niet sterk afwijken eerder gemaakte keuzes. Het doel is bestaat uit het kwijtraken van het probleem. Een variant hierop is de voorstelling van besluitvorming als garbage-can. Hierin spelen keuzemomenten en timing een centrale rol. Incrementalisme zou leiden tot conservatisme en een doelloos, stuurloos beleid.
Bij mixed scanning is er sprake van een mix tussen synoptische en incrementele besluitvorming. Er wordt wel gezocht naar afwijkende alternatieven (synoptisch) maar daar is weinig tijd en geld voor (incrementalistisch). Het proces verloopt dan van een globale fase (waarin het aantal middelen wordt ingeperkt) naar een gedetailleerde fase (besluitvorming).
2.3.4 Beleidsuitvoering
In de beleidsuitvoering vind de implementatie plaats. Dit duurt vaak jaren. Ambtenaren moeten in hun uitvoeringstaak loyaal en integer zijn (rechtschapenheid) en deskundig. Ze moeten ook een zekere beleidsvrijheid hebben. Deze wordt groter als: het beleid minder gespecificeerd is de ambtenaar over een groter informatiemonopolie beschikt de ambtenaar minder wordt gecontroleerd
Organisaties die niet tot het overheidsapparaat behoren maar wel een publieke taak uitvoeren noemen we het maatschappelijk midden.
2.3.5 Beleidevaluatie
Het beleid wordt beoordeeld op: effectiviteit efficiëntie kosten-effectiviteit rechtvaardigheid neveneffecten
Volgens Bressers is beleidsevaluatie het evalueren van de inhoud, processen of effecten van beleid.
� 2.3.6 Cyclus in het beleidsproces
2.3.7 Voorbeeld van het beleidsprocesmodel
2.3.8 Kritiek op het beleidsprocesmodel
De kritiek op het beleidsprocesmodel bestaat eruit dat de nadruk teveel ligt op het uitdenken dan het uitvechten van beleid. En het wordt meer gezien als een normatieve constructie. Het Advocacy Coalition Framework schenkt hier meer aandacht aan maar zou ook nog te optimistisch zijn. Het politieke proces is zou juist uit verschillende barrières bestaan.
�
Het barrièremodel Bewerken
De onderdelen van het beleidsproces worden opgevat als hindernissen. Welke hindernissen moeten genomen worden om te bereiken dat de overheid maatregelen neemt om een bepaald probleem op te lossen?
2.4.1 Hindernissen in het beleidsproces
Het (h)erkennen van van het probleem als een politiek probleem. Als het geen politiek probleem is dan wordt het een no-issue genoemd. Het toekennen van een hoge prioriteit aan het probleem. Bij een probleem dat niet de agenda bereikt, is sprake van non-output. Het nemen van een besluit ten aanzien van een probleem. Actoren geven verschillende prioriteit aan doelstellingen. Als er geen beslissing wordt genomen, is er sprake van non-policy. Als het beleid niet wijzigt, spreken we van een non-decision. Het uitvoeren van het besluit. Door beleidsvrijheid en machtsprocessen kan dit anders lopen dan gepland. De strijd van de besluitvormingsfase gaat hier door. Burgers en organisaties hebben ook invloed. Ruimte voor beleidsaanpassingen zijn soms gewenst omdat: - beleidsdoelen dan beter bereikt worden - de uitvoering efficiënter is - uitvoerders in willen spelen op maatschappelijke of politieke veranderingen
2.4.2 Het probleem van politieke verandering
Politieke verandering is een neutraal begrip. De context maakt dat het een een progressieve of conservatieve verandering is. Zij die de status-quo willen handhaven staan het sterkst. Macht waarden en procedures werken verandering tegen (barrières).
2.4.3 Kritiek op het Barrièremodel
In de politicologie wordt erkend dat er barrières zijn. Het model echter, zou te veel de nadruk leggen op politieke conflicten en de evaluatiefase ontbreekt in het model.
�
Alternatieve aanvullende modellen Bewerken
In andere vakgebieden zijn theorieën die ook in de modellering van de politieke besluitvorming gebruikt kunnen worden.
2.5.1 Transactiekostenbenadering
Net zoals transactiekosten (zoek-, onderhandelings-, controle- en handhavingskosten) van invloed zijn op handelsstromen, zijn politieke transactiekosten van invloed op de besluitvorming. Juridische belemmeringen kunnen te hoog zijn waardoor het overheidsbeleid verandert.
2.5.2 Kritiek op de transactiekostenbenadering
Omdat het een economische theorie is wordt er met nadruk gesproken over een benadering. Welke lang niet altijd werkt om politieke verschijnselen te verklaren. Wat zijn bijvoorbeeld de ‘kosten’ van culturele weerstand tegen verandering?
2.5.3 Pad-afhankelijkheidsbenadering
Beleidsmakers bouwen vaak voort op een bestaand beleid (pad-afhankelijk) terwijl er een beter alternatief is (institutionele lock-in). Dit onder invloed van de volgende mechanismen: leereffecten schaalvoordelen verzonken kosten (kosten die niet meer gemaakt hoeven te worden) opstartkosten
2.5.4 Kritiek op de pad-afhankelijkheidsbenadering
Beleidsmakers denken niet alleen in termen van kosten. Ze laten zich naast efficiëntie leiden door andere beoordelingscriteria, zoals rechtvaardigheid.
�
Wisselwerking tussen overheid en samenleving Bewerken
Als de overheid niet gesteund wordt door de samenleving, verliest het openbaar bestuur zijn gezag. De samenleving is door het maatschappelijk midden betrokken bij de beleidsvoering. Het openbaar bestuur stelt het beleid na evaluatie intern bij en de samenleving formuleert nieuwe wensen.
3 Bestuur, overheid en markt Bewerken
Staat en overheid Bewerken
Nationale staat, rechtsstaat en verzorgingsstaat Bewerken
Nederland als gedecentraliseerde eenheidsstaat Bewerken
Gemeenten Bewerken
Provincies en waterschappen Bewerken
Nationale overheid Bewerken
Bureaucratie Bewerken
Overheid en markt Bewerken
Prisoners’ Dilemma: samenwerking in en tussen staten Bewerken
Nationale overheid en internationale politiek
Overheid onder druk
Samenvatting
Begrippenlijst
Globalisering, inter nationale betrekkingen en Europese integratie Bewerken
Globalisering en ‘governance’ Bewerken
Koppeling tussen nationale en internationale politiek Bewerken
Verschil tussen nationale en internationale politiek Bewerken
Leer der internationale betrekkingen Bewerken
Internationaal economisch systeem Bewerken
Nederland en Europa Bewerken
Europese Unie Bewerken
Besluitvorming in de Europese Unie Bewerken
Integratietheorieën Bewerken
Nederland en de wereld
Internationale organisaties zonder Nederland
Samenvatting
Begrippenlijst
Politieke opvattingen, ideologieën en stromingen Bewerken
Politieke opvattingen en politieke cultuur Bewerken
Politieke socialisatie Bewerken
Dimensies van politieke oriëntaties Bewerken
Samenhang tussen politieke oriëntaties Bewerken
Denken over ideologie Bewerken
Kenmerken van ideologieën Bewerken
Ideologische tradities Bewerken
Het einde der ideologieën Bewerken
Kenmerken van politieke stromingen Bewerken
Samenvatting
Begrippenlijst
Politieke partijen, belangengroepen en pressiegroepen Bewerken
Partijen en belangengroepen in de praktijk Bewerken
Definities politieke partij, belangengroep en pressiegroep Bewerken
De partij in het politieke proces Bewerken
De belangengroep in het politieke proces Bewerken
Partijen en belangengroepen: concurrentie en coalitie Bewerken
Partijen- en belangengroependemocratie Bewerken
Nederlandse politieke partijen: toen en nu Bewerken
Functieverlies van partijen Bewerken
Samenvatting
Begrippenlijst
Politieke participatie, stemmen en lobbyen Bewerken
Kenmerken en vormen van politieke participatie Bewerken
Participatietheorieën Bewerken
Ongelijkheid in politieke participatie Bewerken
Stemmen Bewerken
Lobbyen Bewerken
Samenvatting
Begrippenlijst
Macht, invloed en legitimiteit Bewerken
Macht en invloed gedefinieerd Bewerken
Legitimiteit, dwang en geweld Bewerken
Macht, waarden en belangen Bewerken
Soorten en aspecten van macht Bewerken
Analyseren van macht en invloed Bewerken
Meten van macht en invloed Bewerken
Elitisme en pluralisme Bewerken
Macht van de media Bewerken
Machtsonderzoek Bewerken
Samenvatting
Begrippenlijst
Democratie, coalitievorming en politieke vernieuwing Bewerken
Moderne democratie Bewerken
Directe en representatieve democratie Bewerken
Theorieën van democratie Bewerken
Theorieën van politieke representatie Bewerken
Stabiliteit van de democratie Bewerken
Relativistische of weerbare democratie Bewerken
Evenredige vertegenwoordiging en districtenstelsel Bewerken
Democratie en kabinetsformatie Bewerken
Democratie en coalitievorming Bewerken
Politieke, bestuurlijke en sociale vernieuwing
Democratisering van de Europese Unie
Samenvatting
Begrippenlijst
Nabeschouwing
Literatuuroverzicht
Illustratieverantwoording
Over de auteur
Zakenregister
Personenregister