Melkwinning/Melkinstallatie/Tepelhouders
De tepelhouders van een melkstel bestaan uit:
• tepelbeker,
• tepelvoering,
• korte melkslang,
• korte pulsatieslang.
Door de luchtdichte bevestiging van de tepelvoering in de tepelbeker ontstaat er een afgesloten ruimte tussen de voering en de beker die pulsatieruimte wordt genoemd. In deze pulsatieruimte kan afwisselend vacuüm en luchtdruk tot stand worden gebracht. Dit wordt gedaan door de drukwisselaar.
De speenruimte is de ruimte in de voering waar de speen in zit. Hier heerst tijdens het melken voortdurend vacuüm, omdat deze continu via de klauw en lange melkslang op de melkinstallatie aangesloten zit.
Wanneer door de drukwisselaar buitenluchtdruk in de pulsatieruimte wordt toegelaten, wordt de tepelvoering door deze buitenluchtdruk dichtgedrukt. Dit is de zogenaamde rustslag.
Wanneer door de drukwisselaar vacuüm in de pulsatieruimte wordt toegelaten, wordt de (onder)druk binnen en buiten de voering gelijk. De tepelvoering gaat door zijn eigen elasticiteit weer open staan. Dit heet de zuigslag.