Nederlands/Werkwoorden/Regeltjes voor dt
- Zie ook de Smurfenregel.
De regels
bewerkenBij de vervoeging van werkwoorden wordt in de tegenwoordige tijd voor de eerste persoon enkelvoud (ik) de stam gebruikt. Bij de tweede en derde persoon enkelvoud in principe de stam met een t erachter. Echter niet als de tweede persoon jij of je is en de persoon achter de persoonsvorm staat. Als de regel ertoe zou leiden dat een persoonsvorm zou eindigen op -tt, wordt de extra t niet geschreven. Wel wordt de extra t na een d geschreven. Dit leidt nog al eens tot verwarring en men spreekt van het dt-probleem. Een dt aan het eind kan voorkomen bij een werkwoord in de tegenwoordige tijd bij de tweede of derde persoon enkelvoud, dus na jij, je, gij, ge, u, hij, zij, het, enzovoorts.
Bij de derde persoon enkelvoud geldt de standaardregel stam + t, dus:
- hij gaat
- zij slaapt
- het valt
Bij de tweede persoon geldt dit ook:
- jij zingt
- gij spreekt
- u wandelt
Alleen vervalt de eind-t bij jij en je als het werkwoord vóór deze voornaamwoorden staat:
- zing jij
maar bij gij en u gebeurt dit niet:
- spreekt gij
- wandelt u
Bij de eerste persoon gebruiken we alleen de stam, dus zonder extra t:
- ik loop
- loop ik
- ik zit
- zit ik
- ik houd
- houd ik
Wanneer een stam op een d eindigt, komt de extra t óók achter de stam te staan, dus:
- hij houdt
- zij bidt
- het bloedt
- jij vindt
- gij landt
- u biedt
Maar als het werkwoord voor het onderwerp staat dan valt bij jij en je de eind-t weer weg:
- houdt hij
- bidt zij
- bloedt het
- vind jij
- landt gij
- biedt u
Bij ik staat er nooit een extra t, de persoonsvorm eindigt dus ook nooit op dt:
- ik vind
- vind ik
Let op! Wanneer een stam al op een t eindigt, vervalt de extra t, dus:
- Zij zet. Niet: zij *zett.
- Hij weet. Niet: hij *weett.
- Hij uit. Niet: hij *uitt.
- Zij kat. Niet: zij *katt.
Merk op: gij krijgt ook in de verleden tijd een eind-t, daar kan dus ook een -dt voorkomen:
- gij hadt
- gij werdt
- gij zoudt
Ezelsbruggen
bewerkenWandelen -> gewandeld; fietsen -> gefietst.
Wanneer je een d en wanneer je een t gebruikt, hoor je als je de verleden tijd uitspreekt.
Ik wandelde -> dus ook: Ik heb gewandeld ; Ik fietste, dus ook: Ik heb gefietst.
Als dit niet voldoende is, maak dan gebruik van een van de woorden "'t kofschip", "'t fokschaap" of "XTC-koffieshop", met de (scherpe) medeklinkers: ch. f, k, p, s, t en x.
Haal van de infinitief (hele werkwoord, bijvoorbeeld 'lopen') -en aan het eind eraf. Bijvoorbeeld 'passen' wordt 'pass' of 'beven' wordt 'bev'). Eindigt dit afgekapte deel van het werkwoord op een van de bovengenoemde medeklinkers, dan eindigt het voltooid deelwoord op een t.
In andere gevallen is dit een d.
Bij het vormen van het voltooid deelwoord ga je uit van infinitief -en.
Bijvoorbeeld:
- passen → pass
- s is een medeklinker en zit in "'t kofschip"
- gepast
- beven → bev
- v is een medeklinker, maar zit niet in "'t kofschip"
- gebeefd
- mixen → mix
- x is een medeklinker, maar zit niet in "'t kofschip". Toch geldt hierbij ook de regel, vandaar "XTC-koffieshop", waar de x wel in voorkomt.
- gemixt
Let dus op bij woorden op '-ven', '-zen' ed. De laatste letter van de stam zit in "'t kofschip", maar de laatste letter van infinitief – en niet.
- Vervang in gedachten een werkwoord waarover je twijfelt door het onzinwerkwoord "smurfen". Dan hoor je meteen of er een t achter moet of niet. Als in de infinitief van het werkwoord al een d voorkwam, blijft deze d gewoon staan. Bijvoorbeeld:
"Ik wor?? op de hoogte gebracht van het feit dat mijn dochter volgend jaar voorzitter wor??"
Vervang alle werkwoorden door het werkwoord worden:
"Ik smurf op de hoogte gebracht van het feit dat mijn dochter volgend jaar voorzitter smurft."
Waar je t hoort, schrijf je ze. Dus de zin wordt:
"Ik word op de hoogte gebracht van het feit dat mijn dochter volgend jaar voorzitter wordt."
Als je eventueel nog twijfelt over "gebracht": in het woord "brengen" klinkt geen d. Een d verschijnt nooit zomaar uit het niets.
- Er zijn geen uitzonderingen voor woorden die letterlijk uit het Engels overgenomen zijn. Bijvoorbeeld:
"Het wor?? stilaan tijd dat die diskettes gelabeld worden."
Vervang alle werkwoorden door smurfen:
"Het smurft stilaan tijd dat die diskettes gelabeld worden."
Waar je t hoort schrijf je ze. De zin wordt:
"Het wordt stilaan tijd dat die diskettes gelabeld worden."
Hoe wist ik dat gelabeld op een d eindigt? Simpelweg omdat in de verleden tijd "labelde" ook een d klinkt. Een d verdwijnt nooit zomaar in het niets.