Onderwijs in relatie tot P2P/Anticredentialisme
Anticredentialisme situeert zich in het grensgebied tussen onderwijs en productie. Het geeft aan dat productie kan gebeuren zonder credentials of “geloofsbrieven”, die a priori stellen dat iemand geschikt is om een bepaalde taak uit te voeren (Bauwens & Lievens, 2013, p. 35). De credentials zijn meestal diploma’s of referenties, uitgereikt door onderwijsinstellingen. Ook professionele organisaties (van bij voorbeeld artsen, notarissen of advocaten) of andere verenigingen (zoals organisaties in de sector van Natuur- en Mileueducatie of religieuze groeperingen die voorgangers voor de eredienst aanduiden) kunnen credentials verlenen of eisen.
Anticredentialisme en P2P
bewerkenPeer-productie stapt af van de noodzaak om credentials te eisen voor de aanvang van een taak of (zoals in het klassieke industriële kapitalisme gebruikelijker is) voor de start van een baan als werknemer. Bij peer-productie zijn er geen banen in de traditionele betekenis, maar aparte taken die op vrijwillige basis, op eigen initiatief en naargelang de eigen capaciteiten worden opgenomen.
Het criterium voor evaluatie achteraf is de waarde van de bijdrage zelf, en niet de aspecten die traditioneel in credentials erkend en bekrachtigd worden, zoals de kwalificaties of (vermeende) autoriteit of expertise van de peer-producent.
De P2P Foundation stelt, ter vervanging van anticredentialisme, de term postcredentialisme voor. Die term duidt aan dat men het gebruik van credentials achter zich gelaten heeft, omdat credentials eenvoudigweg niet relevant (meer) zijn in een visie waarbij de resultaten tellen. Credentials worden dus niet bekritiseerd of afgewezen (zoals “anti” zou suggereren), maar hun tijdperk is voorbij (wat “post” aangeeft).
Toch lijken sommige P2P-initiatieven het gebruik van (alternatieve) credentials niet geheel achter zich gelaten te hebben. Peer 2 Peer University (P2PU), bij voorbeeld, werkt naar studenten toe met badges die enkel worden toegekend door "experten" die zelf eerder al een badge kregen. Daarmee sluit ze aan bij de Mozilla Open Badges Infrastructure, een online systeem voor erkenning van wat (waar dan ook) geleerd werd. Ook de P2P Foundation biedt een lijst aan van instanties die buiten de traditionale structuren om credentials verlenen.
Voorbeeld
bewerkenDuidelijke voorbeelden van anticredentialisme komen uit de context van het opbouwen en delen van kennis. Om in de Encyclopaedia Britannica (uitgegeven sinds 1768) een artikel te kunnen publiceren, moest de auteur op voorhand aantonen dat hij/zij over de geschikte vaardigheden beschikte om een betrouwbare en degelijke bijdrage te kunnen leveren. Om een artikel te publiceren op Wikipedia (sinds 2001) zijn geen credentials vereist, maar volstaat het om naargelang de eigen vaardigheden, voorkeuren en affiniteiten een bijdrage te leveren. Kwaliteitscontrole gebeurt pas achteraf, door editors. Wikipedia wordt daarom ook de meest radicale vorm van anticredentialisme genoemd, omdat expertise niet langer belichaamd wordt door een persoon, maar door een process, door de “wisdom of the crowd” (O’Neil (2011), ook geciteerd door Jemielniak (2014)). Een gelijkaardige verschuiving vond plaats in de wereld van de cartografie of geografische kennis. In 1960 moest men, om mee te werken aan een atlas, eerst aan een werkgever bewijzen dat men de juiste credentials had voor de baan. Sinds 2004 kan iedereen vrijwillig bijdragen aan OpenStreetMap, een (in hun eigen woorden) “waardig toegankelijk en gratis alternatief” voor commercieel aangemaakt kaartmateriaal.
Ook binnen traditionele onderwijsinstellingen wordt met anticredentialisme geëxperimenteerd. Opleidingsonderdelen aan een universiteit worden standaard aangeboden door professoren die de verantwoordelijkheid voor een opleidingsonderdeel alleen maar kunnen krijgen als ze de vereiste diploma’s en de aanstelling daarvoor hebben. Sinds september 2014 bieden Leuvense studenten zelf een opleidingsonderdeel aan onder de noemer Duurzaam Ondernemen. Om dit opleidingsonderdeel in het systeem van de instelling een plaats te geven (en om zo de deelnemers de kans te geven om ook studiepunten te verwerven), kunnen ze echter geen zuivere vorm van 100% anticredentialisme handhaven, maar werken ze samen met een professor die binnen het systeem de titularis voor het opleidingsonderdeel is. Een ander voorbeeld van anticredentialisme binnen een opleidingsonderdeel is de samenstelling van het team dat voorstellen formuleerde voor de lay-out van dit wikibook: aan niemand van de leden werd gevraagd om credentials op dit vlak voor te leggen.
Lokale overheden verkennen eveneens de mogelijkheden van een anticredentialistische aanpak. Toen de stad Leuven tijdens de voorbije decennia (zonder succes) een nieuwe bestemming wilde geven aan het gebied Hertogensite, deed ze daarvoor beroep op experten: een ontwikkelaar, ontwerpers, architecten. Toen deze oefening vanaf februari 2014 werd overgedaan, werd een participatietraject uitgezet waarbij buurtbewoners en lokale verenigingen mee vorm konden geven aan de plannen voor de site. De deelnemers moesten op geen enkele manier op voorhand aantonen dat zij geschikt waren om aan de zogenaamde klankbordgroepen deel te nemen. Voor de ontwikkelaar, ontwerpers en architecten bleef de vereiste van credentials uiteraard wel geldig: daarom is deze aanpak wel een voorbeeld van gedeeltelijk anticredentialisme (namelijk voor een deel van de betrokkenen), maar niet van P2P productie. De actieve samenwerking van al deze betrokkenen resulteerde in november 2014 in een plan dat grondig verschilt van wat aanvankelijk werd voorgesteld, en dat bij voorbeeld een aanzienlijk grotere aaneengesloten groene ruimte voorziet op de site, met een centraal park van 1 ha.
Een voorbeeld op globale schaal is de online crowdsourcing bij het zoeken naar verdwenen vliegtuigen, bij voorbeeld Malaysian Airlines MH370 in maart 2014. Ook in de medische wereld wordt globale online crowdsourcing verder uitgebouwd. In beide gevallen wordt niemand bij voorbaat uitgesloten van deelname aan de zoektocht naar oplossingen. Online crowdsourcing op lokale schaal (maar met mogelijke implicaties op een veel grotere schaal) gebeurt met veel succes op www.waarnemingen.be, een site van natuurvereniging Natuurpunt. Iedereen kan er observaties uit de natuur invoeren, zonder op voorhand expertise te moeten bewijzen; experten volgen de ingevoerde gegevens op en stellen of beantwoorden waar nodig eventuele vragen.
In sommige culturen en subculturen en contexten is anticredentialisme meer vanzelfsprekend dan in andere, of wordt het belang van credentials getoond op een manier die elders weinig betekenis of waarde heeft. In de US is het bij voorbeeld niet ongewoon om achter de naam een reeks afkortingen van diploma's en certificaten te vermelden, waarbij kwantiteit vaak de overhand lijkt te hebben op kwaliteit (en zelfs op transparantie: waar de afkortingen precies voor staan, is soms blijkbaar van ondergeschikt belang). Zo viel het bij voorbeeld de Dalai Lama op dat Aziaten die in hun thuisland onbekend waren, na hun verhuis naar Amerika plotseling een "lama" of "rinpoche" werden met een reeks titels voor hun naam (Chödrön, 2005, p. 70).
Theoretische duiding
bewerkenVoor anticredentialisme als concept is er buiten het werk van Michel Bauwens en de P2P Foundation weinig theoretische achtergrond beschikbaar. Het concept kan echter geduid en begrepen worden binnen bestaande theorieën van credentialisme: daar wordt immers regelmatig uitdrukkelijk voor het tegendeel van credentialisme gepleit. In wat volgt worden belangrijke auteurs en werken over credentialisme (en de kritiek er op) in chronologische volgorde kort voorgesteld.
De mechanismen van credentialisme kan men begrijpen aan de hand van de term “social closure” van socioloog Max Weber (1921-1922). Die term geeft aan hoe grenzen worden getrokken, identiteiten worden geconstrueerd en gemeenschappen worden opgebouwd met als doel schaarse middelen en opportuniteiten voor de eigen groep te monopoliseren en te verhinderen dat anderen er gebruik van zouden maken. Die “closure” of geslotenheid contrasteert met de keuze om de producten van anticredentialisme in een “open” omgeving aan te bieden, bij voorbeeld als open software of als open kennis (zoals in het FLOK Free/Libre Open Knowledge project dat Michel Bauwens mee vorm gaf).
Kritiek op credentialisme sluit ook aan bij het deschooling gedachtengoed van Illich (1971), die vanuit emancipatorische hoek ijverde om leren los te koppelen van het instituut school: het instituut heeft ons aan zich gebonden door ons met een eigen logica behoeften aan te praten, maar uitgerekend die binding stelt Illich in vraag. Illich pleitte trouwens al (sterk in de lijn van wat Michel Bauwens doet) voor een “peer-matching network” met gebruik van technologie voor “learning webs”, voor het samenbrengen en delen van vraag en aanbod, en voor ruimte voor dat waarvoor er nog geen expertise bestaat.
Standaardwerken die kritiek leveren op het credentialisme in de context van onderwijs zijn Berg (1971) en Collins (1979), allebei besproken in Bills (2003). Berg (1971) weerlegt de gangbare mening dat een (kwantitatieve) toename van educatie leidt tot economische groei en welvaart. Collins (1979) sluit nauw aan bij Weber (zie hogerop) met een omschrijving van educatie als een artificieel middel om toegang tot winstgevende beroepen te monopoliseren. Afstappen van credentialisme zou volgens hem leiden tot een hoger intellectueel en cultureel niveau van de opleidingen (zowel vanuit het standpunt van de docenten als de studenten); educatie zonder credentialisme zou terug intrinsieke in plaats van instrumentele waarden gaan benadrukken; en het zou tenslotte ook een unieke manier zijn om inkomensongelijkheid te bestrijden en fragmentering van de arbeidsmarkt tegen te gaan. Inkomensongelijkheid speelt niet alleen in de kloof tussen arbeiders en bedienden, maar ook in de "grijze zone" van domeinen waarvoor wel of niet credentials gevraagd worden. Meestal is er weinig twijfel mogelijk: terwijl een behandeling door een chirurg zonder credentials voor de meeste Vlamingen ondenkbaar is, verwachten we van babysitters geen diploma kinderverzorging, van wafelbakkers op een schoolfeest geen diploma van de kokschool, van de straatmuzikanten geen diploma van het conservatorium en van de man die op een repair café een jas korter maakt geen diploma snit en naad. Minder duidelijkheid en eensgezindheid is er echter over de erkenning van beroepen zoals psychotherapeut of voetreflexoloog. Dit kan grote (financiële en andere) gevolgen hebben voor zowel de gebruiker als de aanbieder van de behandeling.
De invloed van Weber (zie hogerop), maar ook die van Marx, klinkt nog door in het werk van Derber, Schwartz & Magrass (1990). Volgens Fatayer (1995) identificeren zij werknemers zonder credentials als een nieuw proletariaat. Kennis, zo stellen deze auteurs, is privaat (intellectueel) bezit geworden (net zoals in het China van de Mandarijnen, wat de titel van hun boek inspireerde). Zij pleiten voor het socialiseren van expertise en kennis, die ter beschikking zouden komen van een bredere groep die zo de kans krijgt om vaardigheden verder te ontwikkelen en productieve denkers te worden.
Het tijdschriftvolume over credentialisme in educatie, Bills en Brown (2011), brengt een sterke oproep voor grondiger onderzoek over credentialisme, omdat credentialisme in de ogen van de auteurs te vaak wordt afgewezen op morele gronden of met vage concepten.
Externe links
bewerkenZie in deze reeks ook het concept Equipotentialiteit, dat wijst op de potentiële gelijkheid van iedereen om te participeren in een project
Voor een definitie van credentialisme, anticredentialisme en postcredentialisme door de P2P Foundation zelf, zie http://p2pfoundation.net/Credentialism , http://p2pfoundation.net/Anti-Credentialism en http://p2pfoundation.net/Post-Credentialism
Voor de Mozilla Open Badges Infrastructure, zie http://openbadges.org/
Voor credentials buiten de traditionele structuren, zie http://p2pfoundation.net/Alternative_Credentialing_Providers
Voor het opleidingsonderdeel Duurzaam Ondernemen, zie https://onderwijsaanbod.kuleuven.be/syllabi/n/DZMONDN.htm= en https://www.facebook.com/events/1576168589272582/?ref=ts&fref=ts en https://www.facebook.com/events/743598362373007/?ref=22
Voor de resultaten van een (gedeeltelijk) anticredentialistische benadering in het beleid van een lokale overheid, zie http://www.leuven.be/hertogensite
Voor online crowdsourcing, zie bij voorbeeld http://gpsworld.com/digitalglobe-starts-crowdsourcing-effort-for-missing-plane/ en https://www.crowdmed.com/how-it-works?category=md en http://www.waarnemingen.be
Voor OpenStreetMap, zie http://www.osm.be
Voor Open Kennis, zie http://floksociety.org
Voor de Peer 2 Peer University (P2PU), zie https://p2pu.org/en/
Referenties
bewerkenCredentialism. (2008). In International Encyclopedia of the Social Sciences. Retrieved November 01, 2014, from Encyclopedia.com: http://www.encyclopedia.com/doc/1G2-3045300482.html
Berg, I. (1971). Education and jobs: The great training robbery. Boston: Beacon Press.
Bills, D.B. (2003). Credentials, signals, and screens: Explaining the relationship between schooling and job assignment. Review of Educational Research, 73(4), 441-469.
Bills, D.B. & Brown, D.K. (2011). Introduction. New directions in educational credentialism. Research in Social Stratification and Mobility, 29, 1–4.
Chödrön, T. (2005). Marketing the Dharma. In S. Kaza (Ed.), Hooked! Buddhist writings on greed, desire, and the urge to consume (pp. 63-75). Boston & London: Shambala.
Collins, R. (1979). The credential society: An historical sociology of education and stratification. New York: Academic Press.
Fatayer, J. (1995). Book review of Derber, C, Schwartz W.A. & Magrass, Y. (1990). Power in the Highest Degree: Professionals and the Rise of a New Mandarin Order. Oxford: Oxford University Press, in Clinical Sociology Review, 13(1), 150-152.
Illich, I. (1971). Deschooling society. New York: Harper and Row.
Jemielniak, D. (2014). Common knowledge? An ethnography of Wikipedia. Stanford: Stanford University Press.
O’Neil, M. (2011). The sociology of critique in Wikipedia. The Journal of Peer Production, 0. http://peerproduction.net/issues/issue-0/peer-reviewed-papers/sociology-of-critique/
Robbins, D. (2006). ‘Credentialism’ in Turner, B. (Ed.), The Cambridge Dictionary of Sociology. Cambridge: Cambridge University Press, 95-6. http://dx.doi.org/10.2277/0521540461
Weber, M. (1978). Economy and society: An outline of interpretive sociology. Edited by Guenther Roth and Claus Wittich. Berkeley: Univ. of California Press. Engelse vertaling van Wirtschaft und Gesellschaft: Grundriß der verstehenden Soziologie, voor het eerst gepubliceerd in 1921–1922.