Programmeren in Pascal/Variabelen

Pascal


Deel 2

Variabelen en Readln

bewerken

Soms kan het handig zijn dat je de gebruiker van je programma iets kan laten invullen. Aangezien hetgene hij invoert steeds iets anders is spreken we van een variabele. Een variabele kan je zien als een doos, je kunt er iets instoppen.

De variabele, ofwel de doos, heeft een naam. Als je de gebruiker bijvoorbeeld zijn naam wilt laten invullen, dan kan je een variabele maken waar die naam in bewaard worden.

In Pascal heeft een variabele een bepaald type. Bijvoorbeeld een variabele van het type "real" is een doos waar je reële waarden (gebroken getallen) in kunt stoppen. Een variabele van het type string is een doos waar je teksten in kunt stoppen.

Als je een variabele in je programma wilt gebruiken, dan dien je die eerst te beschrijven. Dit doet men in het bovenste deel van het programma, boven begin en onder Program zoals in het onderstaande voorbeeld.

Pascal-code: Variabelegetal

program variabelestring;

var naam:string;

begin
  writeln('Dag wereld.');
end.

Zoals je in regel twee kan zien wordt er een variabele aangegeven. Het is een tekenreeks (string) en we noemen de variabele domweg "naam" omdat we er de naam van een persoon in willen stoppen. Het sleutelwoord "var" staat voor variabele.

Nu je een doos hebt waar je een tekst in kunt stoppen, wil je er misschien ook daadwerkelijk iets in kunnen stoppen. Dit doe je door gebruik te maken van de readln-functie, die tekst van het toetsenbord leest en in een variabele stopt. Voorbeeld:

Pascal-code: Ingevennaam

program ingevennaam;

var naam:string;

begin
  write('Wat is uw naam:');
  readln(naam);
end.

In het bovenstaand voorbeeld gebruik je readln. Als je dit programma compileert en uitvoert kan je een getal intypen. Maar intypen alleen is niet leuk, het zou leuker zijn als we wat je ingevoerd hebt ook weer op het scherm zouden kunnen toveren. Dit kan met de writeln-procedure mits enkele kleine aanpassingen. Bekijk onderstaande voorbeelden maar eens:

voorbeeld 1:

Pascal-code: afdrukkennaam

program afdrukkennaam;

var naam:string;

begin
  write('Wilt u uw naam invoeren?: ');
  readln(naam);
  write('Uw naam was: ');
  writeln(naam);
end.


voorbeeld 2:

Pascal-code: afdrukkengetal

program afdrukkengetal;

var getal:real;

begin
  write('Gelieve een getal in te geven: ');
  readln(getal);
  write('Je ingegeven getal was: ');
  writeln(getal);
end.

Het bovenstaande is niet echt handig, aangezien je twee keer iets moet afdrukken, dit kan men ook in een keer doen.

Pascal-code: afdrukkengetal

program afdrukkengetal;

var getal:real;

begin
  writeln('Gelieve een getal in te geven:');
  readln(getal);
  writeln('Je ingegeven getal was:',getal);
end.
  Over variabelen zijn er geen bepaalde regels al zijn er wel enkele dingen die je best kan doen.
  1. Maak je variabele zo duidelijk mogelijk, dus geef je variable niet de naam zorro als je de inhoud van iets wilt berekenen. Jij bent in de meeste gevallen namelijk niet de enige die het programma zal lezen. Maak het je lezer zo makkelijk mogelijk. Dat geldt ook voor jezelf, je zult je programma veel vaker lezen dan schrijven.
  2. Meestal begint ieder nieuw woord in je variabele met een hoofdletter of een underscore. Dit is niet nodig, maar maakt de naam wel beter leesbaar. Voor de werking van het programma maakt het niet uit. Voorbeelden: VolumeBalk, volume_balk, WinstVanFuif, winst_van_fuif .
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.