Shakespeares toneelstukken/De controverse rond het auteurschap van Shakespeares werken
Het auteurschap van Shakespeares werken is niet onbetwist. Sommige onderzoekers vragen zich af of wellicht iemand anders dan William Shakespeare van Stratford-upon-Avon de auteur was van de werken die aan hem worden toegeschreven. Deze "Anti-Stratfordians" zijn van oordeel dat de naam Shakespeare slechts een dekmantel was voor de 'echte auteur', die zijn of haar identiteit niet wilde prijsgeven. Hoewel dit idee op veel publieke belangstelling kon rekenen, werd het slechts door weinig onderzoekers ernstig genomen.
Shakespeares auteurschap werd voor het eerst betwijfeld in het midden van de 19e eeuw, toen de verering van de bard als de grootste schrijver aller tijden op zijn hoogtepunt was. Vooral zijn nederige afkomst en bescheiden scholing leken niet te rijmen met zijn reputatie van literair genie. Deze controverse heeft sindsdien geleid tot een grote hoeveelheid literatuur, waarbij voor- en tegenstanders van deze of gene kandidaat elkaar met argumenten bestookten. Meer dan 70 kandidaten passeerden de revue. Onder hen bevonden zich bekende namen als Francis Bacon, Christopher Marlowe en Edward de Vere.
Een vaak gehoord argument van de advocaten van alternatieve auteurs is dat het William Shakespeare vanwege zijn afkomst ontbrak aan voldoende scholing, aristocratische gevoeligheid en bekendheid met het koninklijk hof.
Tijdgenoten
bewerkenLezers en toneelbezoekers uit Shakespeares tijd trokken zijn auteurschap nooit in twijfel. Hij was een bekend acteur uit Stratford en ging om met de toonaangevende schrijvers van zijn tijd, onder wie ook Ben Jonson en John Webster, die hem beiden prezen als toneelschrijver.
19e eeuw
bewerkenDe hele controverse begon midden 19e eeuw, toen een zekere Delia Bacon claimde dat een van haar voorouders, Sir Francis Bacon, Viscount St. Albans, de echte schrijver was. Het klonk geloofwaardig omdat er over Shakespeares leven niet zo veel gekend was, en volgens Delia Bacon zou het voor hem onmogelijk zijn geweest om met kennis van zaken over de grote intriges aan het Engelse hof te schrijven. Het was een vrij snobistische veronderstelling, en Shakespeare had waarschijnlijk onderwijs gekregen op de grammar school en Latijn en Grieks geleerd. Bovendien hadden bijvoorbeeld ook John Webster, Thomas Dekker en Thomas Middleton een soortgelijke achtergrond.