Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen/Recht en belasting: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 6:
Aan de basis van het openbare leven stonden de vrije mannen met hun rechten en plichten. Zij moesten:
*Het vaderland verdedigen tegen aanvallen van buitenaf
*Het vaderland verdedigen tegen gevaren van binnenuit (struikrovers, zwervers, andersgelovenden zoals [[w:ketter|ketters]] en [[w:
*De conflicten tussen vrije mannen onderling beslechten.
Deze activiteiten werden in de late oudheid nog geleid door [[w:magistratus|magistraten]]. Zij konden een leger op de been brengen en leiden, zij konden rechtszittingen voorzitten en de daar uitgesproken vonissen uitvoeren. Als vergoeding voor hun werk kregen zij een deel van de boetes waar de vrije mannen toe veroordeeld werden.
Onder het publieke terrein vielen:
#De openbare wegen, rivieren, velden
#Het ongecultiveerde land (saltus, woestijn, heide, rooij) waar
==Rechtspraak==
De Germanen<ref>[[w:Visigoten|Visigoten]], [[w:Bourgondiërs|Bourgondiërs]] en [[w:Franken (volk)|Franken]] ([[w:Salische Franken|Salische Franken]] en [[w:Ripuarische Franken|Ripuarische Franken]]) enzovoort
In het laat-Romeinse rijk was de staat belangrijk geweest.
De Germaanse rechters moesten oordelen over: grensgeschillen, aanklachten tegen malafide kooplieden en conflicten over erfenissen, meestal tussen machtige, adellijke families. Verder waren er veel geschillen over diefstal van roerend goed<ref>De Germanen (behalve de Visigoten) hadden weinig ervaring met onroerend goed of grondeigendom.</ref>. 'Bezit' betekende voor de Germanen het angstvallig bewaren van kostbare of onmisbare voorwerpen: juwelen, gereedschap, voedsel of huisdieren. Een slaaf die (in de zesde eeuw) een pot honing stal kon daarvoor opgehangen worden. Rond 800 werd in [[w:Gallia Narbonensis|Narbonnaise]] diefstal nog bestraft met de doodstraf, terwijl moord bijna altijd bestraft werd met een geldboete.
===Diefstal===
De Frankische krijgers, die eerst allemaal gelijk waren geweest, werden steeds ongelijker. Er kwamen grote verschillen in macht en rijkdom binnen en tussen de [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwen/Gezin#Parentele|parenteles]]. Mensen die weinig of niets hadden, waren vaak jaloers op de rijken en gingen van hen stelen.▼
Een dief die op heterdaad betrapt werd, kon dat met de dood bekopen. Een slaaf die iets gestolen had, kreeg soms de doodstraf door ophanging, soms werd hij [[w:castratie|gecastreerd]], vaak werd hij [[w:marteling|gefolterd]] en als hij geluk had, kreeg hij 'slechts' 120 of 150 zweepslagen, al had hij maar voor 12 schelling gestolen.
Het Salische recht leek geobsedeerd door diefstal: 22 van de 70 hoofdstukken van hun wetboek gingen over diefstal van roerende goederen. Het Bourgondische recht daarentegen wijdde slecht 13 van de 105 hoofdstukken aan diefstal van roerend goed. Bij de Bourgondiërs en vooral bij de [[w:Goten|Goten]] was onroerend bezit namelijk al lang algemeen, terwijl voor de Franken alleen roerend goed een teken van rijkdom was. Diefstallen die de Franken zeer zwaar bestraften, deden de Bourgondiërs af met een kleine boete. Zij tilden alleen maar zwaar aan de diefstal van een ploegijzer of een stel ossen onder het juk,
De wetboeken van de Gallo-Romeinen stonden daarentegen vol met problemen aangaande (onroerend) landbezit: verkeerd geplaatste grensstenen, vervalste verkooporden, verbrande eigendomstitels en in beslag genomen land.
Regel 31 ⟶ 33:
Varkens, runderen, schapen, geiten, honden, jachtvogels, hanen, kippen, pauwen, ganzen, tortelduiven, gevogelte, bijenkorven en bijenzwermen (de enige bron van suiker in die tijd) konden gestolen worden. Verder konden slaven gestolen worden: zwijnenhoeders, wijnverbouwers, schildknapen, smeden, timmerlieden en goudsmeden. De meest uitzonderlijke vormen van diefstal werden in het Frankische recht beschreven en voor elk vergrijp was er een vaststaande boete. Op het stelen van een honingvat stond een boete van 45 schelling, maar een slaaf of een paard kostten slechts 35 schelling. Maar als de slaaf een ambacht kende, kostte hij weer 62,5 schelling. Een trekpaard of hengst kostten 45 schelling. De bel van een zeug, de bel van een leidend dier van een kudde, het ijzeren ophangwerk van een molensteen, een hengelsnoer, een wijnton, hooi, helemaal niets werd vergeten in deze maatschappij waarin de geringste verdwijning als een zware persoonlijke belediging werd opgevat.
▲De Frankische krijgers, die eerst allemaal gelijk waren geweest, werden steeds ongelijker. Er kwamen grote verschillen in macht en rijkdom binnen en tussen de [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwen/Gezin#Parentele|parenteles]]. Mensen die weinig of niets hadden, waren vaak jaloers op de rijken en gingen van hen stelen.
===Geweld===
|