Onderwijs in relatie tot P2P/Staat: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 18:
==Theoretische duiding==
 
In de dagelijkse praktijk worden staten ervaren als landen wanneer de geografie beeldbepalend is, als rijken wanneer de bestuursvorm continuïteit nastreeft, of als naties wanneer de bevolking zich als een groep gedraagt. Alhoewel de bevolkingssamenstelling, grenzen en wetten – dus alle grondslagen voor een staat – mettertijd kunnen wijzigen beroepen de meeste staten zich op een lange geschiedenis of beschouwen zich als erfgenamen van vorige rijken, en baseren er hun legitimiteit op. Zo heeft de nieuwe Belgische natiestaat zich van een vaderlandse geschiedenis voorzien die teruggaat tot de Oude Belgen om vanaf het grondvesten van het rijk van Karel de Grote in 800 naadloos aan te sluiten bij het ontstaan van de Belgische staat in 1830 (Pirenne, 1902-1933).
 
Elkaar versterkende factoren die het ontstaan van staten verklaren (Diamond, 1999):
 
- toenemende bevolkingsdichtheid en productiviteitsgroei verschaffen belastingsinkomsten, arbeidskrachten en goederen nodig voor onderhoud van openbare werken, externe handelsbetrekkingen, parasiterende kasten (adel, priesters, leger);
 
- noodzaak van conflictbeheersing (politie, wetten, rechtspleging) in gemeenschap die niet meer uit verwanten bestaat;
 
- concentratie van beslissingsmacht, die zijn verantwoording/ondersteuning vindt in leger (intimidatie, neerslaan opstanden, oorlog), veiligheid (law and order), populariteit (brood en spelen); - gemeenschappelijke religie of ideologie (ook in multi-etnische omgeving);
 
- specialisatie van functies m.b.t. productie en georganiseerde uitwisseling van diensten of goederen (geldcirculatie).
 
Een staat kan pas evolueren naar een participatiemaatschappij wanneer de grondrechten van de staatsonderdanen op democratische wijze zijn georganiseerd. De opkomst van de democratie was een proces van vallen en opstaan, aanvankelijk succesvol op schaal van de stadstaat (cf de gouden eeuw van Perikles in Athene, met toegankelijkheid van overheidsfuncties en zo deelname aan het bestuur voor burgers uit alle bevolkingsklassen), determinant als staatsmodel bij de stichting van de Verenigde Staten van Amerika (de Tocqueville, 1835-1840), waarbij de nadruk wordt gelegd op het belang van de ontwikkeling van de civiele maatschappij. Verstedelijking, toegenomen opleidingsniveau en participatie in het bestuur droegen vanaf de 19de eeuw bij tot sociale cohesie en groei van een nationale identiteit, met het ontwikkelen van de natiestaat tot gevolg.
 
Zelfs binnen een democratisch bestel kunnen natiestaten op verschillende wijze zijn gestructureerd: gecentraliseerd of gedecentraliseerd. In de gecentraliseerde staten (bijv. Frankrijk, Groot Brittannië) zijn in de hoofdstad de belangrijkste functies geconcentreerd zonder dat andere metropolen ontstaan. De gedecentraliseerde staten van het Rijnlandse type (bijv. Nederland, Duitsland, Italië) worden gekenmerkt door een weefsel van talrijke, elkaar beconcurrerende middelgrote steden, waardoor een verdeling van functies maar ook een overlegmodel tot stand is gekomen. Het is mogelijk dat alternatieve organisatievormen (zoals P2P) sterker kunnen uitgroeien en meer invloed verwerven in een Rijnlandmodel, ook al staat dit model voortdurend onder druk.
 
In de discussie over de mogelijke overgang naar nieuwe organisatievormen in economie en samenleving is het nodig de essentiële kenmerken van de politieke en wettelijke organisatie van het staatsbestel te benadrukken, vermits deze ook in een partnerstaat zullen blijven bestaan (Bauwens & Lievens, 2014, p. 109):
 
- De staat bezit morele rechten ten opzichte van zijn inwoners en bestuurders. De staat is permanent en garandeert continuïteit.
 
- De staat is soeverein en heeft het recht om gezag uit te oefenen binnen internationaal erkende grenzen en heeft daartoe het monopolie van de georganiseerde dwang (gerechtsapparaat, politie, leger).
 
- De staat heeft de macht om de samenleving te organiseren en de activiteiten van zijn burgers te reglementeren. De staat kan initiatieven nemen tot levering van diensten en goederen aan de gemeenschap; deze functie wordt steeds belangrijker.
 
(naar wiki/staat)
 
De staat heeft bovenop basistaken zoals rechtspraak en veiligheid, steeds meer diensten overgenomen van religieuze of privé-instellingen die het welzijn en de gelijkheid van al zijn burgers op het oog hebben: onderwijs, openbare werken, gezondheid, pensioenen. Het overheidsbeslag op het globale inkomen werd steeds groter en bereikt in België 55%, bovenop een schuldgraad die niet kan worden afgebouwd. Deze evolutie van de welvaartsstaat is niet duurzaam en wekt zelfs zonder ideologische bijbedoelingen steeds meer weerstand op wat leidt tot desinvestering die de efficiëntie van de overheid althans in België onder druk zet: overheidsinvesteringen zijn in België teruggevallen tot 1,7% van het BNP terwijl ze in de buurlanden nog 3% bedragen en zelfs in landen met uitgesproken neoliberaal beleid hoger liggen. De Belgische staat wordt ‘uitgeteerd’ (Rik Van Cauwelaert, Paleis der Natie, De Tijd, 8.11.2014).
Sinds een 20 tal jaren kan de welvaartsstaat zijn aspiraties niet meer waarmaken en neemt de ongelijkheid weer toe (Piketty, 2014). Op ideologische gronden streeft het neoliberalisme (meer specifiek Reaganomics) naar afbraak van staatsmonopolies of meer algemeen van de dienstenstaat, en deze laatste heeft geen verweer tegen de globalisering van de financiële markten. Het overheidssysteem komt in staat van crisis, waardoor alternatieve organisatiemodellen meer ruimte krijgen, en ook P2P een steeds aantrekkelijker alternatief wordt.
Dit betekent niet dat de natiestaat snel zal worden opgegeven. Slechte vooruitzichten op vlak van dienstverlening en fiscaliteit ten spijt is de identificatie en samenhorigheid van de burger als culturele en politieke gemeenschap binnen een natiestaat nog sterk en komt tot uiting onder de vorm van nationalisme. Verzet tegen ontmanteling van de natiestaat wordt ruim ondersteund. Thierry Baudet, Nederlands publicist, historicus en jurist, betoogt dat de democratische rechtsstaat alleen kan functioneren binnen de context van de natiestaat. Supranationalisme, zoals dat onder meer in de Europese Unie, de Wereldhandelsorganisatie, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Strafhof tot uitdrukking komt, is volgens hem fundamenteel onverenigbaar met de democratische rechtsstaat. Dit zou zo zijn, omdat de democratische rechtsstaat grenzen nodig heeft, een zekere sociale cohesie onder de bevolking en souvereiniteit in de vorm van een parlement dat verantwoording verschuldigd is aan de bevolking. Baudet ziet een supranationale staat zoals de Europese Unie als ‘onoverbrugbaar‘ wegens de verschillen ’in taal, geschiedenis en cultuur‘. ’Europese integratie‘, aldus Baudet, ‘zal altijd een elitair, technocratisch project zijn dat op weinig enthousiasme onder de bevolking kan rekenen’ (Baudet, 2012). Baudet en andere actievoerders voor de nationale staat hebben ertoe bijgedragen dat referenda in Nederland en Frankrijk over de Europese grondwet tot afwijzing ervan leidden.
 
Natievorming (nation-building) werkt; nationalisme is een kracht die de natiestaat overeind houdt op basis van culturele lotsverbondenheid en die moeilijk verenigbaar is met het P2P principe van vrije keuze in het organiseren van commons. Anderzijds kan de natiestaat fungeren als een alternatieve commons door betrokkenheid van de burgers (bijv. vrijwillige dienstneming in geval van oorlog als extreem voorbeeld).
 
Het referentiekader waarin de postmoderne samenleving evenwel gestalte krijgt is dat van de grootstad, niet van de staat: ‘De grootstad, waar het individu en zijn leven niet opgenomen is in een gemeenschap en een geschiedenis, maar opgaat in een massa en in het moment, leeft zonder wereldbeeld. Maar de grootstadervaring wordt slechts een gangbare mode de vie op het moment dat de ruimte postmodern geworden is, en de grootstad zich bijna heeft opgelost in de netwerkruimtes: de concentratie is circulatie en opstopping geworden, de dichtheid leegte, de massa veelheid, het mengen het rechtstreeks verbonden zijn, het tactiele is beeld geworden’ (Verschaffel, 1995, p. 119).
 
‘De postmoderniteit vloeit voort uit een erkenning van de fragmentatie van de mens onder de kapitalistische moderniteit. De collectiviteit is grotendeels stuk. De nationale staat functioneert niet langer om ons een identiteit te geven. We zijn aangewezen op onszelf en moeten een identiteit opbouwen op basis van onze eigen keuzes. Peer-to-peer reikt alle middelen van sociale technologie aan om op basis van affiniteit nieuwe, vrije waardengemeenschappen op te bouwen’ (Bauwens & Lievens, 2014, p. 163). De voorwaarden voor de doorbraak van het P2P model zijn aldus geschapen, maar het pad is met doornen bezaaid. Een crisis van de bestaande staatsstructuren kan daarbij als katalysator optreden.
 
==Externe links==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.