Onderwijs in relatie tot P2P/Toetsing aan praktijk en theorie/Arendt: vernieuwing: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Maartensimons (overleg | bijdragen)
Maartensimons (overleg | bijdragen)
Regel 3:
=== Iets op tafel leggen ===
 
Hannah Arendt publiceerde in 1958 het essay “Crisis van de opvoeding” . Vertrekkend vanuit de situatie in de Verenigde Staten probeert ze aan te geven dat opvoeding en onderwijs in een crisis beland zijn. Die crisis heeft volgens haar te maken met drie basisovertuigingen die men stilaan is gaan huldigen in onderwijskringen (Arendt, 1958/1994). Een eerste overtuiging is dat er zoiets is als een kinderwereld die onderscheiden en verschillend is van de wereld van volwassenen. Op die manier, stelt Arendt, werp je kinderen eigenlijk op henzelf terug, en meer nog, kinderen worden aan elkaar overgeleverd (hetgeen vaak een heel harde situatie is). Problematisch aan deze overtuiging is dat het hoe langer hoe moeilijker wordt om nog een band of relatie te leggen met de wereld van volwassenen. Die relatie en band is volgens Arendt nochtans essentieel. Een tweede basisovertuiging is dat men in onderwijs meer en meer abstractie maakt van inhouden en zich dus meer en meer focust op concrete vaardigheden. Inhouden en kennis zijn slechts secundair. Dit is volgens Arendt problematisch omdat datgene waarop het gezag van de leerkracht gebaseerd is – kennis en inhouden - ondermijnd wordt. Tenslotte heeft de overtuiging postgevat die in al doende leren en al spelend werken het ideaal van onderwijs ziet. Klassieke vormen van onderwijs zijn in dit licht niet optimaal. Problematisch is hier opnieuw dat leerlingen op zichzelf worden terug geworpen en dat de rol van de leerkracht eigenlijk betekenisloos wordt.
 
Het zijn deze drie basisovertuigingen die volgens Arendt aan de basis liggen van een crisis in het onderwijs die zich volgens haar in de jaren vijftig van de vorige eeuw begint te tonen. Maar, zo stelt ze, in een crisis kan je vaak de essentie zien of ervaren van iets. Het is omdat onderwijs in een crisis verkeert – aldus Arendt – dat duidelijk wordt waar het in onderwijs steeds om ging. En voor Arendt is dat het opnemen van verantwoordelijkheid voor de wereld en meer bepaald het gezag van een leerkracht. Verantwoordelijkheid opnemen voor de wereld betekent dat de leerkrachten als “plaatsvervangers van de wereld” iets tegenwoordig stellen, “ook al hebben ze die wereld niet gemaakt en wensen ze dat ze anders zou zijn.” Het is in hun vak of aan de hand van hun inhouden dat ze de wereld tegenwoordig stellen. En hier zit ook het gezag, waarover Arendt (1958/1994, p.116) zegt dat niet enkel berust op de kennis van de wereld, maar op de verantwoordelijkheid die men er voor opneemt, en wanneer men dus zegt: ‘dit is onze wereld.’ En ze gaat veder: “wie weigert verantwoordelijkheid voor de wereld op te nemen, zou geen kinderen mogen hebben en zou niet betrokken mogen worden in hun opvoeding.” (Arendt, 1958/1994, p.116) Deze scherpe uitspraak geeft aan dat iemand gerust geen verantwoordelijkheid mag opnemen voor de wereld, maar indien dat het geval is, hij of zij leerlingen en kinderen letterlijk niets te zeggen heeft. Gezag kan immers begrepen worden in de volgende, haast letterlijke betekenis: iets te zeggen hebben, of nog, de wereld tot spreken brengen. En als je dat gezag niet hebt, als je die verantwoordelijkheid niet opneemt, dan geef je aan de nieuwe generatie eigenlijk de boodschap: “in deze wereld zijn wij ook niet erg thuis, en hoe men zich in haar moet bewegen, wat men daarvoor moet weten en kunnen, is ook voor ons een mysterie. Je moet maar zien er het beste van te maken; ons kun je alleszins niet ter verantwoording roepen. Wij wassen onze handen in onschuld.” (Arendt, 1958/1994, p.118)
 
Waarom is dit gezag en die verantwoordelijkheid zo belangrijk voor Arendt? De reden is dat enkel op die manier de oude generatie (de leerkrachten) een kans geven aan de nieuwe generatie (de leerlingen) om de wereld te vernieuwen. Enkel in relatie tot de oude wereld, dus enkel als die aanwezig is, kan de komende generatie zich ervaren als een nieuwe generatie, en dus enkel in relatie tot het oude kan je iets als nieuws (beginnen) ervaren. Hoewel Arendt zelf het beeld in een politieke context gebruikt, wordt dit standpunt van Arendt vaak begrepen aan de hand van “iets op tafel leggen” (Masschelein & Simons, 2012). In educatie gaat het steeds om “iets op tafel leggen”, en hierin zitten tweede bewegingen vervat: enerzijds de beweging om iets uit de wereld in de klas te brengen, maar anderzijds (en tegelijkertijd) de beweging om dat wat je op tafel legt ook los te laten (en vrij te maken voor gebruik door de nieuwe generatie). In educatie gaan die tweede bewegingen samen. Natuurlijk zijn er pogingen om dat op tafel leggen te neutraliseren. Een politiek conservatieve visie zal iets op tafel willen leggen, maar het niet vrij geven of loslaten. Men wil hier immers dat educatie de bestaande samenleving en orde reproduceert. Problematisch is hier dat de komende generatie geen nieuwe en vernieuwende generatie kan en mag zijn. Een politiek progressieve visie zal niets op tafel leggen (de nieuwe generatie moet alle vrijheid krijgen). Problematisch is hier dat de jonge generatie zich niet kan ervaren als een nieuwe generatie omdat er niets ouds op tafel ligt. Voor Arendt gaat het in educatie dus ook steeds om het mogelijk maken van vernieuwing (en hiervoor is er een conservatie of bewaren – iets op tafel leggen – nodig).
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.