Maatschappijleer/Lokaal bestuur/Lokaal Bestuur: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Labels: Visuele tekstverwerker Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website
Regel 182:
# Middel tot helderheid over opvattingen en deze goed te representeren.
# Middel om vertegenwoordigers te mandateren om het algemeen belang te behartigen.
 
<br />
 
=== Hoofdstuk 3: Raad, college, wethouders en hun verhoudingen ===
 
Drie bestuursorganen van het gemeentelijk bestuur:
 
* Gemeenteraad (algemeen bestuur)
* College van Burgemeester en Wethouders ( dagelijks bestuur)
* Burgemeester
 
Monistisch: Er is sprake van onderschikking. Legitimatie en bevoegdheidszwaartepunt liggen bij het ene orgaan.
 
Dualistisch: Nevenschikking. Beiden bezitten over eigen, originaire bevoegdheden. Geen sprake van formele dominantie.
 
De verhouding tussen raad en college was tot 2002 in de kern monistisch, de verhouding tussen parlement en regering is dualistisch.
 
Formeel gezien kende het lokaal bestuur verschillende monistische trekken:
* De raad had volgens de wet het opperbestuur bij de autonome taken
* Het college van B&W moest als dagelijks bestuur de besluiten van de gemeenteraad uitvoeren.
* De wethouders werden gekozen door de gemeenteraad en tot zeer recent ook uit de raad.
* B&W waren aan de raad verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde beleid.
 
De verhouding tussen het college en de raad kent formeel dualistische trekken:
* In het kader van medebewind waren door de wetgever bevoegdheden rechtstreeks aan B&W geattribueerd.
* De burgemeester werd niet door de raad gekozen maar door de kroon benoemd.
 
 
Hoofdproblemen commissie Elzinga van het lokaal bestuur:
 
# De positie van de politieke partijen in de lokale vertegenwoordigende democratie staat onder druk.
# Er bestaat een bestuurlijk overwicht van college over raad.
# De herkenbaarheid van het lokaal bestuur als forum voor politieke besluitvorming is gering.
# De collegialiteit binnen het college staat onder druk.
 
 
De meest wezenlijke onderdelen van de dualisering zijn:
* Wethouders zijn geen lid meer van de gemeenteraad.
* De rollen van de gemeenteraad zijn formeel verhelderd en versterkt.
* Elke gemeente is tegenwoordig verplicht een rekenkamer (functie) in te stellen.
* Gemeenten hebben hun eigen raadsgriffier.
 
 
In de gemeentewet staat minimaal 1 en maximaal 9 wethouders.
 
Spelregels die ten grondslag lagen aan de vorming van de afspiegelingscolleges (wethouderszetels worden geheel conform de getalsmatige verhoudingen in de raad verdeeld): Depolitisering, zakelijkheid, geheimhouding en evenredigheid.
 
Eind ’60, begin ’70 door ontzuiling nam de populariteit van afspiegelingscolleges af. &rarr; Meerderheids- en programcolleges. Colleges moesten niet meer op grond van een rekenkundig criterium worden gevormd maar op grond van politieke overeenstemming.
 
Programcollege: Colleges waaraan aan programma ten grondslag ligt.
 
Meerderheidscollege: Een kleine meerderheid in de raad.
 
 
Tien regels voor collegevorming: (blz. 62)
 
# Zoveel mogelijk wethoudersposten verwerven.
# Niemand wil zich laten buitensluiten.
# Iedereen vermijdt te grote risico’s.
# Iedereen denkt aan de publieke opinie.
# Niemand wil bijwagen worden.
# Animositeit speelt een belangrijke factor.
# Kwaliteit speelt en belangrijke rol.
# Oefening baart kunst.
# Pas het aantal wethoudersposten aan de machtsverhouding aan.
# Retoriek speelt een grote rol.
 
 
Kenmerken van wethouders:
* Nog niet één op de vijf wethouders is een vrouw.
* Afkomstig uit de overheidssfeer of semi-overheid.
* Afkomstig uit bedrijfsleven, agrarische sector, zelfstandig beroep.
* Hoog opgeleid.
 
 
De taken van het college:
* Voorbereiden besluitvorming en uitvoeren genomen besluiten.
* Taken in het kader van medebewind.
* Taken opgekregen bij delegatie van de raad.
* college wordt geacht collegiaal te besturen: het college is als geheel verantwoordelijk voor de besluiten die door het college worden genomen.
 
 
Wethouders worden zelfstandiger. Hoewel formeel het hele college verantwoordelijk is nemen wethouders steeds vaker zelf beslissingen. Het functioneren van wethouders in grote en kleine steden is erg verschillend. De bestuurscultuur bepaald het optreden van de wethouders. Invulling van wethouderspositie verschilt per persoon. Vijf ideaaltypische wethouders:
* De politiek leider
* De superambtenaar
* De monist
* De ambassadeur
* De meelifter
 
 
Vijf factoren waar door het college meer ‘macht’ heeft dan de raad:
# Het medebewind
# Voorbereiding van het beleid
# Uitvoering beleid
# Ambtelijke ondersteuning
# Kwaliteit (van vooral de raad)
 
 
De gemeenteraad heeft een achterstand op het college. Wil de gemeenteraad weer hoofd van de gemeente worden dan moet er worden geïnvesteerd in legitimiteit. 4 Factoren maken dat dit niet snel zal gebeuren:
* Gemeente en sterk bestuurlijk profiel. Bestuur = college.
* Nationalisering verzwakt de legitimiteit van de raad.
* Maatschappelijke democratie (college) zet de representatieve democratie (raad) onder druk.
* Verplaatsing van de politiek.
 
<br />
 
=== Hoofdstuk 4: De burgemeester ===
 
 
Veranderingen burgemeestersambt:
 
 Invloed van de gemeenteraad sterk toegenomen.
 
 Rekrutering van burgemeester verschoven.
 
 Positie van de burgemeester is veranderd.
 
 Ambt kwetsbaar geworden
 
Benoeming burgemeester: De raad stelt een openbare aanbeveling op van kandidaten. De Kroon
 
beslist uiteindelijk wie er komt. Er wordt nauwelijks afgeweken van de aanbevelingen van de raad.
 
Er is sprake van een lokalisering en een tijdelijke democratisering van de aanstellingswijze van de
 
burgemeester. Lokalisering en democratisering zijn in vele West-Europese landen veel steviger
 
ontwikkeld dan in Nederland.
 
Argumenten tegen Kroonbenoeming:
 
 Verouderd
 
 Het zelfbeschikkingsrecht van het lokaal bestuur binnen de Nederlandse staat zou als geheel
 
versterkt worden.
 
 Zou passen bij het dualistische karakter van het lokale bestuur.
 
 Gekozen burgemeester staat sterker ten opzichte van een versplinterde gemeenteraad.
 
Argumenten tegen directe verkiezingen:
 
 Gekozen burgemeesters zouden politieker van karakter zijn dan benoemde.
 
 Kiezen van een burgemeester zou niet werkelijk democratischer zijn als de politieke partijen
 
in kleine kring zouden bepalen wie hun kandidaten zouden worden.
 
 Vrees voor teruglopen van deskundigheid burgemeesterskorps.
 
 Gekozen burgemeester kan leiden tot centralisatie van bevoegdheden.
 
Voorstanders benoeming: onafhankelijkheid tegenover lokale meerderheden.
 
Voorstanders gekozen burgemeester: zien burgemeester als politieke bestuurder.
 
Factoren die van invloed zijn op het functioneren van de burgemeester:
 
 De eigen bevoegdheden.
 
 Formele relaties in het bestuurlijke netwerk.
 
 De rolopvatting van de burgemeester.
 
 Persoonlijkheid.
 
 Maatschappelijke eisen.
 
Voor WO II: burgemeesters van goede komaf. Ere ambt.
 
Jaren ’50: Ambtenaren worden burgemeester. Carrière ambt.
 
Na ’70: Lokale politici worden burgemeester. Carrière ambt (van klein naar grote gemeenten).
 
 Gemeente kreeg een veel grotere grip op de benoeming van de burgemeester.
 
 Landelijke politiek belangrijker dan het ambtelijk apparaat.
 
 Invulling die aan het burgemeesterschap gegeven wordt.
 
 Taakverzwaring en toenemende kwetsbaarheid.
 
== Begrippen ==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.