Onderwijsprofessional/Onderwijsentrepreneur: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
QZanden (overleg | bijdragen)
k →‎Gereedschappen: het overbodige aantal categorieën proberen te verminderen...
QZanden (overleg | bijdragen)
k geprobeerd zoveel mogelijk directe refs aan te brengen ipv via een sjabloon
Regel 1:
Een '''onderwijsprofessional''' is iemand die zich beroepsmatig met de overdracht van kennis<ref group="begrip">{{Begrip|Kennis}}=dat wat als weten wordt gebruikt door de mens of door de maatschappij als geheel</ref> of vaardigheden bezighoudt. In dit boek gaat het over ondernemende onderwijsprofessionals die hun talenten in vrij ondernemerschap zouden kunnen uitdragen.
__NOTOC__
== Voorwoord ==
Regel 154:
''Als je eenmaal het stuur pakt zul je merken dat je steeds minder wordt afgelost''
 
In dit boek wordt ingegaan op hoe onderwijzers het leren kunnen ondersteunen en welke professionele kennis<ref group="begrip">{{Begrip|Kennis}}=dat wat als weten wordt gebruikt door de mens of door de maatschappij als geheel</ref> en vaardigheden daarbij gevraagd worden. Hoewel er een profiel wordt geschetst van de ideale docent, wordt hier niet van uitgegaan. Sterker, in dit boek wordt juist ingezoomd op de uniciteit van de onderwijzer die als gegeven wordt beschouwd. Het boek zal antwoord geven op de vraag hoe hij dit kan inzetten om zijn onderwijs te optimaliseren.
 
Het begrip van onderwijs en wat een onderwijzer daarin kan betekenen, is nog steeds volop in ontwikkeling. Dit boek op deze plek maakt het mogelijk nu - maar ook bij veranderende inzichten in de toekomst - , blijvend te laten aansluiten bij de dan geldende kennis over goed onderwijs en goed onderwijzen.
Regel 197:
{{Onderwijsprofessional/Artikel|Titel=Studax}}
 
De onderwijzer dient alert te zijn op leerproblemen. Als een leerling het werktempo van de klas niet kan bijhouden, zijn werk niet af heeft of te laat heeft ingeleverd of minder zorg besteedt aan het werk, moet dat de onderwijzer alarmeren dat er iets aan de hand kan zijn, zeker als ineens de cijfers voor de talen en/of de zaakvakken dalen en dit vergezeld gaat met een verminderde of juist extra inzet van de leerling. Ook als het gedrag van de leerling teruggetrokken is of juist aanwezig, de leerling bang is voor slechte cijfers en door deze angst vlucht gedrag vertoont (vaker afwezig bij toetsen) zijn dit signalen die de onderwijzer moet opvangen. Leerproblemen door bijvoorbeeld [[w:Dyslexie|dyslexie]]<ref group="begrip">{{Begrip|Dyslexie}} = het onvermogen om woorden, waarvan men wel de letters ziet, in hun betekenis te vatten</ref> kunnen wanneer daar eerder niets van is gebleken alsnog blijken te bestaan. Van een goede onderwijzer mag worden verwacht dat hij deze problemen tijdig signaleert en meldt en dat hij adequaat zal begeleiden bij vaststelling van de oorzaak.
 
===== Wijzer =====
Regel 209:
''"Onwetendheid is niet hetzelfde als domheid. Het eerste is makkelijker vast te stellen"''
 
'''Cognitieve leerdoelen''' zijn leerdoelen<ref group="begrip">{{Begrip|Leerdoel}} = doelstelling waarin duidelijk en concreet is gespecificeerd wat men beoogt zichzelf of anderen eigen te maken op het gebied van kennis, inzichten en vaardigheden, hoe men zich dit eigen maakt en dient te tonen aan anderen</ref> met betrekking tot het leren die te maken hebben met het verstand c.q geheugen c.q. denken (cognitie), dus met het hoofd. Het meest basale type cognitieve leerdoel is kennis<ref group="begrip">{{Begrip|Kennis}}dat wat als weten wordt gebruikt door de mens of door de maatschappij als geheel</ref>. Kennisdoelen geven aan welke feiten, definities en waarnemingen leerlingen moeten herinneren. Romiszowski<ref group="persoon">{{Persoon|Alexander Romiszowski}}</ref> beschouwt kennis als "informatie opgeslagen in het hersenen" en vaardigheden als "acties die een persoon uitvoert om een bepaald doel te bereiken". Hij onderscheidt kennis als feitelijk, begripsmatig, reproductief of productief. Vaardigheden, behorend bij cognitieve leerdoelen vanaf het niveau toepassing, deelt hij in als cognitief, reactief, actief of communicatief.
 
===== Begrip =====
Regel 360:
=== Focus ===
===== Lesstof =====
De onderwijzer ziet vaak de school, de leerstof, de methode, huiswerk en cijfers (toets<ref group="begrip">{{Begrip|Toets}}=een controle om te bewijzen dat een lerende heeft voldaan aan de gestelde leerdoelen</ref>) als zijn voornaamste gereedschappen.
'''Leerstof'''<ref group="begrip">{{Begrip|Leerstof}}=de verzameling van alle leermaterialen die een lerende dient te bestuderen</ref> is de verzameling van alle materialen die een lerende dient te bestuderen. Leerstof geeft dus in het onderwijs aan ''wat'' er gestudeerd moet worden. Als de gebruikte onderwijsmethode en de leerdoelen ook worden beschreven dan geeft de leerstof eveneens aan ''hoe'' men dien te leren en ''waar'' dat naar moet leiden. Leerstof omvat leermaterialen als lesmaterialen, opgaven, instructies, studieteksten en [[onderwijsfilmer|onderwijsfilms]].
 
Onderwijzers zijn gemiddeld meer op de leerling en minder op de lesstof gefocust dan ouders <ref name=''DENESSEN''>{{citeer boek | Achternaam = Denessen, D. | Titel = '''Opvattingen over onderwijs: leerstof- en leerlinggerichtheid in Nederland''' | Uitgever = Garant | Datum = 200 | ISBN = 9053509445}}</ref> maar het blijft van belang een goed begrip hebben van het vak dat een onderwijzer geeft en hoe nieuwe kennis in dat vakgebied wordt gebracht<ref name=''CROSSMAN''>{{citeer boek | Achternaam = Crossman, P., Wilson, S., en Shulman, L. | Titel = '''Teachers of substance: Subject matter knowledge for teaching''' | Datum = 2001 | Plaats = Oxford | Uitgever = Pergamon Press}}</ref>. Een te grote focus op de inhoud kan echter betekenen dat een onderwijzer te veel vervreemd raakt van diegene die hij dient te onderwijzen. Samen de uitdaging aangaan een voor beiden vreemd vakgebied te verkennen, heeft als het gaat om de vaardigheid van leren en onderzoeken voordelen. In dat geval wordt van de onderwijzer gevraagd dat hij niet per se de kennis van het vakgebied heeft, maar kundig genoeg is om zich deze adequaat eigen te maken. Dit kunstje draagt hij dan over in plaats van de feitelijke kennis. In het boek [[Onderwijsarchitect]] staat een [[Onderwijsarchitect/Resultaten/HO#Sterrenkunde|voorbeeld]] hoe dit goed kan uitpakken. Verder is het tegenwoordig vrij eenvoudig om met alle vrije informatie die beschikbaar is bijvoorbeeld via het internet een eigen programma samen te stellen. Om uit dit publieke domein betrouwbare informatie te filteren is ook steeds minder een probleem. Een goed voorbeeld daarvan zijn de projecten van Wikimedia, zoals Wikipedia en Wikibooks.
Regel 464:
''Waarom plaats je een brandmelder als je pas in actie komt als de zaak is afgebrand?''
 
Een manier om te kijken naar een school is deze op te vatten als een maatschappelijke onderneming. Vanuit deze visie mag onder meer worden verwacht dat de school zorg draagt voor zwakkeren uit de maatschappij. Dit wordt ook gevraagd van scholen. Kijkend naar de praktijk treft men nogal eens de situatie aan dat van leerlingen die in een rolstoel zitten wordt geëist dat ze toch met de andere leerlingen de trap op lopen. Uiteraard is dit als het gaat om fysieke handicaps figuurlijk bedoeld. Maar voor niet zichtbare handicaps als dyslexie, adhd, pdd nos en dyscalculie, zelfs na een duidelijke diagnose, een vaak voorkomende praktijk. Zorgteams en [[Onderwijsmanager/Werkwijze#Protocollen|protocollen]]<ref group="begrip">{{Begrip|Protocol}}</ref> ten spijt.
 
De oplossing hiervoor hangt mede samen met het werkelijke belang dat een school hecht aan zorg voor leerlingen met handicaps in het leren. Met andere woorden gaat het om een strategie of om een waarlijk betrokkenheid bij deze leerlingen. Heeft de school als visie dat de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid wordt gemeten aan hoe de zwaksten worden behandeld? Of gelooft de school in onderwijs op maat wat altijd dient te starten met afgestemde zorg voor leerlingen die leerbeperkingen hebben?
Regel 484:
Wie ziet de onderwijsmanager als de specialist en zijn adviseur? Hij zal eerst naar zichzelf moeten kijken. Komt hij zelf uit het onderwijs, dan rijst de vraag: waarom heeft hij voor een carrière gekozen en het lesgeven heeft verlaten. Extra voorzichtigheid is geboden als het antwoord verwijst naar een vlucht omdat hij of zij het niet meer naar zijn of haar zin had. Dit kan duiden op hiaten in zijn vaardigheden als onderwijsverzorgende. Hij zal dan extra terughoudend moeten zijn met het zelf komen met voorstellen voor verbetering van het onderwijs of deze te beoordelen. Maar de vlucht kan in het geval van een ondernemende onderwijsmanager ook te maken hebben met zijn persoonlijkheid (snel verveeld zijn, pionier willen zijn, veranderingsgezind, prestatiegericht. ambitieus).
 
Het doel van een onderwijsmanager is het zodanig inrichten van de organisatie dat het primaire proces, het verzorgen van goed onderwijs, effectief wordt ondersteund. Anders gezegd, hij dient ervoor te zorgen dat de [[Onderwijsdeskundige/Doel#Onderwijsfuncties|onderwijsfuncties]]<ref group="begrip">{{Begrip|Onderwijsfunctie}}</ref> door de onderwijsprofessionals in zijn organisatie zo goed mogelijk kunnen worden vervuld.
 
=== Verantwoordelijkheden ===
''In een ideale onderneming wordt het mandaat door de medewerker zelf begrensd''
==== Financiering ====
Lumpsum<ref group="begrip">{{Begrip|Lumpsum}} = de financiering van scholen door de Nederlandse overheid</ref> vormt meestal de voornaamste financiering van een school. Een relatief klein percentage kan men halen uit de niet verplichte ouderbijdrage. Ouders met schoolgaande kinderen kunnen een tegemoetkoming aanvragen bij de gemeente voor de door hen te betalen bijdrage aan het schoolfonds<ref name=''GEMEENTE''>{{citeer boek | Achternaam = dr. M.A. Allers | Titel = '''Gemeentelijk minimabeleid en armoedeval.''' | Datum = 1999 | Plaats = Rijksuniversiteit Groningen | Uitgever = Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden | ISBN = 90 76276 05 6}}</ref>. Scholen kunnen zich op een bepaald sociaal milieu richten mede door een hoge ouderbijdrage te vragen<ref name=''ETNICITEIT''>{{citeer boek | Achternaam = Y Leeman, L Veendrick | Titel = '''De kleur van de school: Inleiding op een serie artikelen over etnische concentratie binnen het onderwijs.''' | Datum = 2001 | Uitgever = Pedagogiek}}</ref>.
 
==== Papierwerk ====
Scholen voor voortgezet onderwijs zijn sinds 1 augustus 1998 wettelijk verplicht om systematisch de kwaliteit van het onderwijs te bewaken en maatregelen te nemen om de kwaliteit te behouden en zo nodig te verbeteren. In dat kader moeten scholen de volgende documenten opstellen: het schoolplan<ref group="begrip">{{Begrip|Schoolplan}} = een document waarin een school eens in de 4 jaar het beleid van de kwaliteit van het onderwijs beschrijft.</ref>, de schoolgids<ref group="begrip">{{Begrip|Schoolgids}} = een document dat jaarlijks aan ouders en leerlingen informatie verstrekt over het functioneren van een school.</ref> en de klachtenregeling. De Inspectie controleert de inhoud en toepassing. Een school laat hiermee zien te voldoen aan alle wettelijke eisen. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de 4 jaar het schoolplan vast en jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar. Het bevoegd gezag zendt het schoolplan dan wel de wijzigingen daarvan en de schoolgids onmiddellijk na de vaststelling aan de inspecteur. Het bevoegd gezag van een school legt elke twee jaar in een reglement, leerlingenstatuut genaamd, de rechten en plichten van de leerlingen vast. In het leerlingenstatuut worden in elk geval voorschriften opgenomen, strekkende tot handhaving van de goede gang van zaken binnen de school en, de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de bescherming van gegevens uit de persoonlijke levenssfeer. Het schoolplan, de schoolgids en de klachtenregeling vallen onder het instemmingsrecht van de ouders en het personeel, in het voortgezet onderwijs geldt dit ook voor leerlingen, in het (voortgezet) speciaal onderwijs voor leerlingen vanaf 13 jaar.
 
==== Klachtregeling ====
Regel 554:
Een onderwijsmanager heeft mede als taak om problemen binnen de onderwijsorganisatie op te merken.
 
De onderwijsmanager dient te waken over protocollen<ref group="begrip">{{Begrip|Protocol}}</ref> die hem helpen bij het signaleren van problemen en deze eventueel te verbeteren. Een van de protocollen waar een onderwijsmanager alert moet zijn is het signaleren van leerproblemen (zoals [[Onderwijzer/Werkwijze#Dyslexie|dyslexie]]<ref group="begrip">{{Begrip|Dyslexie}} = het onvermogen om woorden, waarvan men wel de letters ziet, in hun betekenis te vatten</ref> bij binnenstromende leerlingen. Dit protocol moet in ieder geval helder krijgen of er leerproblemen van de leerlingen op de vorige school vastgesteld zijn. Het op tijd onderkennen van leerproblemen heeft een positieve invloed op de totale leerprestaties van de school. Het protocol zou daarom bij binnenkomst maar ook bij indicatoren die mogelijk duiden op leerproblemen bij al toegelaten leerlingen, een adequate test op leerproblemen dienen te bevatten en hoe de onderwijsprofessionals op tijd zullen signaleren dat er wat aan de hand. Een signaleringsprotocol dient niet alleen systematisch te kijken naar de leerling maar ook naar situatie thuis en op school en die actief betrekken bij het signaleren. Alleen signaleren en inzicht verwerven maakt een protocol onvolledig als er niet ook duidelijke handreikingen worden verstrekt hoe de leerling kan worden ondersteund.
 
==== Uitlatingen ====
Regel 573:
==== Frequentie ====
 
Een toets<ref group="begrip">{{Begrip|Toets}} = een controle om te bewijzen dat een lerende heeft voldaan aan de gestelde leerdoelen</ref> is een manier om aan derden aan te tonen dat een lerende bepaalde leerdoelen heeft bereikt. Het mededelen van deze bewijzen vindt meestal plaats tijdens het uitdelen van een rapport. In principe zou men dus voor elk afzonderlijk te controleren groep leerdoelen (vak) slechts een keer hoeven te toetsen per rapportperiode. Alle andere vormen van onderzoeken hoe men ervoor staat zijn diagnostisch van aard en meer intern voor de leerling of docent bedoeld. Aan een toets zou men eigenlijk alleen moeten deelnemen als men zeker is dit te hal, dus als de diagnostiek hiertoe voldoende vertrouwen schenkt.
 
==== Leerdoelen ====
 
Goed gebruik is dat een [[onderwijzer]] alleen mag toetsen wat hij ook expliciet als [[Onderwijsarchitect/Doel#Leerdoelen|leerdoel]]<ref group="begrip">{{Begrip|Leerdoel}} = doelstelling waarin duidelijk en concreet is gespecificeerd wat men beoogt zichzelf of anderen eigen te maken op het gebied van kennis, inzichten en vaardigheden, hoe men zich dit eigen maakt en dient te tonen aan anderen</ref> heeft aangegeven. Dit is echter niet de dagelijkse onderwijspraktijk. Vaak zijn er helemaal geen leerdoelen geformuleerd en als die er zijn dan ziet men met name de zogenaamde [[Onderwijsarchitect/Doel/Cognitief|cognitieve leerdoelen]]. Een uitzondering zien we in het basisonderwijs. Waar juist de [[Onderwijsarchitect/Doel/Affectief|affectieve]] en sociale leerdoelen worden vastgesteld en gerapporteerd. Hoe gaat het kind om met anderen, hoe gemotiveerd en leergierig is het kind, wat zijn de interesses enzovoort zijn hiervan voorbeelden uit de rapporten. Zelfs motorische leerdoelen komen voor. Hoe zou een school dit kunnen aanpakken in bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs? En wat betekent dit voor de vakdocent?
 
==== Rapportage ====
Regel 591:
Een student in het hoger onderwijs die herkanst heeft niet veel voordelen daarvan. In plaats van dat hij of zij terwijl ze nog vol in de stof zit een toets maakt, mag dit pas veel en veel later opnieuw. Alles wordt weer opnieuw bestudeerd en helemaal op eigen kracht. Dit is eigenlijk heel wenselijk vanuit onderwijs oogpunt. Want je zorgt dat kennis en vaardigheden die bij de eerste poging alleen op een gegeven moment worden beheerst nu door de herhaling veel blijvender zijn geïnternaliseerd. Toch ziet men ook in het hoger onderwijs het probleem van vele herkansingen en het vele werk dat dit voor de docent met zich meebrengt. Dit kan men oplossen door de lerende niet zomaar een herkansing te laten doen maar alleen als de docent er zeker van is dat dit ook een zeer grote kans van slagen zal hebben. De lerende zal de docent hiervan moeten overtuigen. Hoe de lerende dat doet, is vooral aan hemzelf hoewel de docent richtlijnen kan stellen. Bijvoorbeeld een vervangende opdracht of een reflectie op het eigen leren met een antwoord op de vraag waarom het de eerste keer niet lukt en nu wel. Deze extra inspanning maakt meteen dat het wederom vanuit niet lonend is te herkansen. En dat zwakke lerenden kunnen worden geweerd omdat hun onderbouwing om toch weer mee te mogen doen niet zal voldoen.
 
Maar voor het onderwijs is herkansen op deze wijze zeer lonend omdat de lerende meer leeractiviteiten<ref group="begrip">{{Begrip|Leeractiviteit}} = een bezigheid die een leerproces in gang zet.</ref> heeft gedaan. Daarnaast is het een manier voor het management om docenten te motiveren tot betere leerprestaties van hun leerlingen omdat hoe beter men dit bereikt des te minder herkansing er zijn. Het gevaar dat de docent zijn normering aanpast kan men ondervangen door een andere docent de toetsen te laten maken en nakijken. Het liefst een docent die zo ver mogelijk af staat van de betreffende docent. Deze wijze van toetsen is sowieso veel objectiever en eerlijker dan jezelf te beoordelen.
 
==== Extern ====
Regel 615:
Doel van de mentor voor aanvang van een leerperiode is een vragenlijst hebben met methodes om antwoorden te krijgen. Op grond daarvan kan een bepaald leerlingprofiel ontstaan, waarmee vervolgens de leerlingen optimaal begeleid kunnen worden. Een jaarplan, zelfreflectie, leren leren, ondernemend leren en hun kwaliteiten erin (sterke-zwakke punten). Hiervan zijn voorbeelden nodig op tot een werkwijze te komen.
De ontwikkeling/samenstelling van de vragenlijst en de gebruikte methoden, is de taak van de [[onderwijscoach]].
Dit resulteert in een POP<ref group="begrip">{{Begrip|POP}} = Persoonlijk Ontwikkelingsplan is een plan waarin de lerende zelf vaststelt wat hij wil leren, hoe hij dat wenst te leren en waarom.</ref>, Persoonlijk Ontwikkelings Plan, en het format is bij voorkeur een interactieve digitale vragenlijst.
 
==== Voortgangsbewaking ====
Regel 650:
''Een probleem kun je niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt'' - Albert Einstein
 
Een onderwijscoach kan de logische niveaus bedacht door Gregory Bateson<ref group="begrip">{{Begrip|Logische niveaus}} = is een theorie die ervan uit gaat dat er 6 logische overtuigingsniveaus zijn waarop we leren.</ref> inzetten om een leerling of onderwijsprofessional de verandering te laten begrijpen van een individueel, sociaal of organisatorisch gezichtspunt. De coach zal dan zijn cliënt uitnodigen een probleem te benaderen vanuit een ander "logisch niveau".
 
====Aanleiding====
Regel 662:
De leerlingen die leeromgeving bieden waarin ze optimaal zichzelf kunnen zijn en tot optimaal presteren kunnen komen.
Samen met de leerlingen ontdekken wie ze in persoon zijn, wat ze kunnen en wat ze willen.
Ontdekken welke leerstrategie<ref group="begrip">{{Begrip|Leerstrategie}} = een aanpak die, naar inschatting van de lerende, het bereiken van leerdoelen vergemakkelijkt.</ref> ze gewend zijn te gebruiken, en ontdekken welke hen het best zou passen.
Op grond van deze eigenschappen en kwaliteiten een leerplan maken, waarmee ze gemakkelijk leren leren en de rest van hun ondernemend leren-loopbaan. Loopbaanbegeleiding vanaf de brugklas, wie wil dat nou niet? Personal coaching, dat is het eigenlijk. Elke ondernemend leren leerling krijgt een Personal coach,
die helpt zichzelf te ontdekken, leren te leren passend bij wie hij/zij is, en te leren ondernemen op zelfreflectieve wijze.
Regel 1.127:
[[Bestand:Bijbrengen Wiki Onderwijsberoepen Onderwijsdeskundige.png|thumb|left|profiel van een onderwijsdeskundige]]
''Ik voorspel je het is tussen de buien droog!''
Een '''onderwijsdeskundige''' is iemand die niet alleen gedegen kennis<ref group="begrip">{{Begrip|Kennis}} = dat wat als weten wordt gebruikt door de mens of door de maatschappij als geheel</ref> van het onderwijsveld heeft of kan verwerven ([[w:Onderwijskunde|onderwijskundige]]) of de vakkundigheid bezit te [[Onderwijzer|onderwijzen]], maar die ook de expertise en competentie bezit om deze als adviseur met anderen op een effectieve manier te delen.Een onderwijsdeskundige is in staat zijn expertise, ervaringen en vaardigheden op een betekenisvolle wijze over te dragen op onderwijsprofessionals. Loze opmerkingen zijn hem vreemd.
 
''Ik ga op vakantie naar Hinterhaus''
Regel 1.143:
Het onderwijs is complex en omvangrijk. Veel zaken dienen te worden verbeterd. De druk vanuit de maatschappij is groot. De gemoederen raken verhit. Druppels zullen niet benodigde afkoeling bezorgen. Een grote volle emmer wordt gevraagd. Dat is het doel van de onderwijsdeskundige.
 
Goed onderwijs zorgt voor een heldere doelstelling, een hoge motivatie van betrokkenen hieraan te willen voldoen, aansluiten bij de aanwezige voorkennis door deze in kaart te brengen, een orientatie op de leerstof of leerinhouden die voor het bereiken van de doelstelling benodigd zijn, voldoende gelegenheid en faciliteiten om te oefenen, zorg voor het bewaken en ondersteunen van het leer- en onderwijsproces, feedback geven op de ontwikkelingen, de toetsing van de bereikte doelen en een evaluatie op het proces daar naar toe. Het doel van een onderwijsdeskundige is te zorgen dat deze onderwijsfuncties<ref group="begrip">{{Begrip|Onderwijsfunctie}} = is een taak die in elk type onderwijs vervult dient te worden. Een onderwijsfunctie wordt ook wel een didactische functie genoemd.</ref> in voldoende mate worden gerealiseerd. De manier waarop de didactische functies worden bereikt moet de onderwijsdeskundige laten aansluiten bij de aard en de onderwijsdoelen van de onderwijsinstelling.
 
=== Onderwijsfuncties ===
Regel 1.357:
Het bieden van de gelegenheid om te kunnen oefenen moet men beschouwen als een fundamenteel onderwijsrecht. Daarbij geldt minimaal dat men op de manier waarop men uiteindelijk wordt getoetst ook mag oefenen. Dus niet: we leren hoe een huis in elkaar steekt door er zelf een te bouwen en vervolgens krijgt men een schriftelijke vragenlijst als toets. Dan zal ook de toets moeten bestaan uit het bouwen (van onderdelen) van een huis. Het simpelweg afdoen met "men moet de lesstof beheersen en dan maakt het niet uit hoe je dat toetst" negeert het feit dat een toets eerlijk moet vaststellen of men leerdoelen heeft bereikt, en dat goed geformuleerde leerdoelen altijd in zich hebben hoe je dat vaststelt.
 
Een toets mag niet een test mag zijn van iemands leervaardigheden (behalve als dit het leerdoel is). Een toets wil eigenlijk laten zien dat alle betrokkenen de gewenste prestatie hebben geleverd. Voor een gemiddelde leerling moet het adequaat voldoen aan de leeractiviteiten<ref group="begrip">{{Begrip|Leeractiviteit}} = een bezigheid die een leerproces in gang zet.</ref> die zijn gevraagd een goed resultaat opleveren. Wanneer dit niet het geval is dan ligt dat vaak aan onvoldoende of onjuist oefenen. Dit komt omdat in het oefenen de meeste onderwijsfuncties nog aan bod komen. Een oefening die overeenkomt met de wijze van toetsing laat bijvoorbeeld helderder zien dan een stuk beschrijving wat er van je wordt verwacht, motiveert je dat ook te doen en geeft feedback op de voortgang.
 
=== Zorg ===
Regel 1.363:
Het onderwijs dient te bewaken of te zorgen dat de leerstof door de lerende op een overzichtelijke wijze wordt geordend en opgedeeld in behapbare brokken. Zijn de leeractiviteiten helder en slim gepland? Hoe is de samenwerking met anderen georganiseerd? Welke zaken dienen er geprogrammeerd/geroosterd te worden en welke niet? Als we de architectuur van het onderwijs onder de loep willen nemen als deskundige dan kunnen we kijken naar hoe de taken die het onderwijs behoort uit te oefenen zijn vervuld, de zogenaamde [[Onderwijsdeskundige/Doel#Onderwijsfuncties|onderwijsfuncties]]. Een onderwijsdeskundige zal meehelpen te zorgen dat wijze waarop men praat over het onderwijs eenduidig is, in dit boek gelden de [[Onderwijsprofessional/Visie#Begrippen|definities]] uit de serie over de onderwijsprofessional
 
Dyslexie<ref group="begrip">{{Begrip|Dyslexie}} = het onvermogen om woorden, waarvan men wel de letters ziet, in hun betekenis te vatten</ref> is een veel onderzocht onderwerp waarvan de aanpak, in overleg met de leerling, vraagt om remediëren, compenseren en dispenseren. De gezondheidsraad heeft in 1995 een rapport aan de minister van VWS aangeboden met een afbakening, een mogelijke behandeling van dyslexie, dat het onderwijs dient te signaleren en te begeleiden en de gezondheidszorg dient te diagnosticeren te doen en te behandelen. Van een onderwijsdeskundige mag worden verwacht dat deze dyslexie niet alleen, als een goed onderwijzer, kan signaleren en begeleiden maar ook onderwijsprofessionals en schoolorganisaties daarin kan adviseren aansluitend bij het bestaande beleid betreffende dyslexie. Doel van het advies is te komen tot een goede afstemming tussen datgene wat de leerling aan hulp nodig heeft en de begeleiding die wordt geboden of kan worden geboden. Het advies bevat zodoende niet alleen de begeleiding van de dyslectische leerlingen in de klas maar ook hoe de ondersteuning via beleid en organisatie is te ontwikkelen op de te adviseren school.
 
In 2004 hebben alle scholen voor voortgezet onderwijs een snel signaleringsinstrument ontvangen dat bestaat uit een zinnendictee, een stilleestoets en een overschrijftaak. Het signaleringsinstrument is genormeerd voor brugklassers uit verschillende vormen van voortgezet onderwijs.
Regel 1.675:
Een '''onderwijsontwerper''' wordt ook wel een '''onderwijsontwikkelaar''' genoemd. Echter er is een verschil. De taken van de onderwijsontwikkelaar zijn gericht op het ontwerpen en ontwikkelen van onderwijsmaterialen, terwijl de onderwijsontwerper zich vooral richt op ontwerpen van het organiseren van het onderwijs (onderwijsvormen, onderwijsmethoden, werkvormen) waarbij onderwijsmaterialen een ondersteund middel voor hem zijn. Een onderwijsontwerper gaat dus verder dan het maken van leerboeken, lesbrieven, onderwijsfilms, software, websites, elo's en games. Toch komen veel competenties overeen. Zoals ervaring met [[Onderwijzer|onderwijzen]] aangevuld met een stevige [[Onderwijsdeskundige|deskundigheid]] op het gebied van onderwijs. Als deze deskundigheid zich richt op ICT dan kan de onderwijsontwerper zich ontwikkelen tot [[Onderwijstechnoloog|onderwijstechnoloog]].
 
Een '''onderwijsontwikkelaar''' is iemand die producten voor het onderwijs voortbrengt. Het produceren van leerstof<ref group="begrip">{{Begrip|Leerstof}} = de verzameling van alle leermaterialen die een lerende dient te bestuderen</ref> is de taak van de [[onderwijsontwikkelaar]], het formuleren van de wensen en de structuur is het werk van de [[onderwijsontwerper]]. Een '''onderwijsontwerper''' is iemand die een opzet maakt voor het onderwijs. Van een onderwijsontwerper wordt door het veld vaak verwacht dat die minimaal zelf heeft [[Onderwijzer|onderwezen]] en [[Onderwijsdeskundige|deskundig]] is op het onderwijs dat hij schetst. Daarbovenop legt de onderwijsontwerper een grote doses creativiteit. Hij dient de uitdagingen waar het onderwijs voor staat te zien als een paradox. De sleutel is er, aan hem de taak die te vinden.
 
=== Onderwijsontwikkelaar ===
Regel 2.189:
 
De volgende organisaties stimuleren ondernemerschap.
* Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen<ref group="organisatie">{{Organisatie|Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen}}</ref>
* European Business Competence Licence (EBCL)<ref group="organisatie">{{Organisatie|EBCL}}</ref>
* De VECON BUSINESS SCHOOL<ref group="organisatie">{{Organisatie|VECON Business School}}</ref>
Regel 2.204:
{{Onderwijsprofessional/Lemma|Titel=Onderwijsintrapreneur}}
 
Een onderwijsintrapreneur is een ondernemende onderwijswerknemer. De term is een samenvoegsel van een '''intrapreneur'''<ref group="begrip">{{Begrip|Intrapreneur}} = iemand die zich binnen een organisatie ondernemend gedraagt.</ref> werkend in een '''onderwijsorganisatie'''. Om intrapreneurs binnen een organisatie te ondersteunen zijn er volgens de literatuur vijf factoren die aandacht verdienen<ref name="Birger">{{citeer boek|Titel=Enabling Intrapreneurship and Psychological Ownership Inside Firms. A case study of a train maintenance company|Uitgever=Erasmus University Rotterdam|Achternaam=Birger, I.|Datum=maart 2008}}</ref>:"rewards and reinforcement", "time availability", "management support", "autonomy/work discretion" en "organizational boundaries". ''No one can possibly achieve any real and lasting success or get rich in business by being a conformist.'' - J. Paul Getty, American industrialist
 
==== BIK ====
Regel 2.239:
 
Een onderwijsondernemer zal in het algemeen gebruik kunnen maken van
* projectplannen<ref group="begrip">{{Begrip|Projectplan}} = een startdocument, ook wel plan van aanpak genoemd, voor het omschrijven hoe en wanneer een bepaald tijdelijk doel wordt bereikt.</ref>
of vakspecifiek
* Anglia<ref group="organisatie">[[Onderwijsprofessional/Organisatie/Anglia|Anglia]] = een internationaal en non-profit onderwijsnetwerk die leerlingen stapsgewijs ondersteunt om, naast de reguliere lessen, hun Engels te verbeteren en hun niveau aan te tonen door middel van een internationaal erkend examen.</ref>(Engels)
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.