Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 618:
 
 
[[Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen/== Thema 3: Massamedia en –communicatie|Thema 3: Massamedia en –communicatie]]==
 
=== Actoren en rechtsstatelijke principes ===
 
; 1. Duaal bestel
: commerciële zenders en publieke omroep naast elkaar in één bestel.
 
; 2. Gedrukte media
: Kranten, tijdschriften.
 
; 3. Media
: de middelen die gebruikt worden om met grote delen van de bevolking in contact te treden. Ze worden ook wel massamedia genoemd.
 
; 4. Omroepen, commerciële, publieke
: Vanuit een centraal punt verspreiden van berichten in beeld en geluid.
 
; 5. Ministerie van OCW
: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
 
; 6. Vierde macht
: Media
 
; 7. Vrijheid van meningsuiting
: Dat je kunt zeggen wat je wilt zonder hiervoor te worden vervolgd.
 
; 8. Vrijheid van drukpers
: Dat je kunt schrijven wat je wilt zonder hiervoor vervolgd te worden.
 
<br />
 
=== Macht,invloed en ongelijkheid ===
 
; 1. Censuur
: controle op verboden dingen in publicaties of films en die weghalen.
 
; 2. Hoor- en wederhoor
: als iemand beschuldigd wordt, er geluisterd moet worden naar wat de beschuldigde erop heeft te zeggen, voor er over hem geoordeeld wordt.
 
; 3. Indoctrinatie
: dwang om bepaalde opvattingen te hebben
 
; 4. Kijkcijfers
: een statistische bepaling van het aantal kijkers en hun waardering van een bepaald televisieprogramma.
 
; 5. Manipulatie
: opzettelijke verandering of beïnvloeding (vaak met slechte bedoelingen).
 
<br />
 
=== Beleid: regels, effecten en dilemma’s ===
 
; 1. Mediawet
: Regels voor omroepen en programma’s.
 
; 2. Omroepwet
: wet die het Nederlandse publieke omroepbestel toegankelijker maakte voor nieuwe omroepenorganisaties.
 
; 3. Pluriformiteit
: Variatie in doorgegeven televisiezenders. Dit om te zorgen dat er voor iedere doelgroep een interessant programma-aanbod.
 
; 4. Redactiestatuut
: geldt als referentiekader voor de vastlegging van de positie van hoofdredactie en redactie binnen de geschreven media.
 
; 5. Verschoningsrecht
: het recht van een getuige om niet door de rechter gehoord te worden.
 
<br />
 
=== Economische verhoudingen en sociaal-economische ongelijkheid ===
 
; 1. Infotainment
: informatie die primair tot doel heeft het beoogde publiek te vermaken.
 
; 2. Marktsegmentering
: de verschillende onderdelen (segmenten) waarin een markt onderverdeeld kan worden.
 
; 3. Persconcentratie
: diverse media bij elkaar in één bedrijf.
 
<br />
 
=== Cultuur, beïnvloeding, beeldvorming en visies ===
 
; 1. Agendasettingtheorie
: Geen directe invloed op de meningen van mensen maar bepalen de media wel wat mensen belangrijk vinden en waar ze over praten.
 
; 2. Boodschap
: wat je meedeelt.
 
; 3. Communicatie, direct, indirect
: Het overbrengen en ontvangen van een boodschap.
 
; 4. Cultivatietheorie
: Mensen die veel naar bepaalde soorten programma’s kijken, beïnvloed worden in het beeld dat zij van de werkelijkheid hebben.
 
; 5. Framing, framingtheorie
: De journalistiek belicht een onderwerp op een bepaalde manier, waardoor mensen erover gaan nadenken en het praten wordt gestuurd.
 
; 6. Functies van de massamedia
: a. Controlefunctie
: b. Waakhondfunctie
: c. Commentaarfunctie
: d. Informatiefunctie
: e. Educatiefunctie
: f. Recreatieve functie
 
; 7. Injectienaaldtheorie
: de media hebben een passief, kritiekloos publiek dat als een spons alle informatie in zich opneemt.
 
; 8. Massacommunicatie
: communicatietechniek, waarbij grote aantallen ruimtelijk verspreide mensen-nagenoeg-gelijktijdig boodschappen ontvangen
 
; 9. Mediahype
: een buitengewone aandacht voor een bepaald onderwerp in de media.
 
; 10. Medialogica
: deelnemers aan het debat in het publieke domein richten zich naar de nieuwswaardigheidseisen (gedeelde opvattingen, vanzelfsprekendheden en mogelijkheden) die journalisten en programmamakers hanteren bij de interpretatie en presentatie van de actualiteit.
 
; 11. Non-verbale communicatie
: Communicatie door middel van iets anders dan praten.
 
; 12. Objectiviteit
: op de feiten gericht zijn.
 
; 13. Ontvanger
: Bij een persoon is de ontvanger de persoon die in een gesprek aan het luisteren is. De ontvanger kan voortdurend verwisselen van ontvangen of zenden, waarbij hij/zij een zender wordt.
 
; 14. Priming
: het sneller herkennen van, of reageren op, een bepaalde stimulus als men deze eerder heeft waargenomen.
 
; 15. Reductiethese
: deze theorie gaat ervan uit dat kijken naar geweld de emotie kan doen afnemen.
 
; 16. Referentiekader
: alle regels, normen en waardes die, vaak onbewust, bepalen hoe je iets beoordeelt.
 
; 17. Ruis
: communicatiestoornis. De ontvanger begrijpt niet wat de zender bedoelt. 
 
; 18. Selectieve perceptie
: dat je keuzes maakt bij het waarnemen van zaken.
 
; 19. Theorie van de zwijgspiraal
: De media heeft heel veel invloed op de meningen die mensen hebben doordat de media een beeld geven van de heersende opvattingen waaraan mensen zich uit angst voor sociale isolatie zouden conformeren.
: De Zwijgspiraaltheorie is een theorie uit de communicatiewetenschappen, ontwikkeld door de Duitse wetenschapster Elisabeth Noelle-Neumann. De theorie van de zwijgspiraal gaat uit van de grote macht van de media, die afwijkende meningen ontmoedigt en laat uitsterven in een zwijgspiraal. https://nl.wikipedia.org/wiki/Zwijgspiraal
 
; 20. Uses and gratifications-theorie
: De invloed is beperkt en afhankelijk van de behoefte die mensen hebben of de doelen die ze nastreven.
 
; 21. Zender
: De persoon die een boodschap aan de ander overdraagt wordt de zender genoemd.
 
https://nl.wikipedia.org/wiki/Communicatiemodel
 
<br />
 
=== Maatschappelijke verandering en internationale vergelijking ===
 
; 1. Commercialisering
: onder invloed komen van mensen of bedrijven die winst maken het belangrijkste vinden.
 
; 2. Digitalisering
: Het omzetten van gegevens naar een digitale vorm voor gebruik op een computer.
 
; 3. Informatisering
: Het inzetten van middelen uit de informatie- en communicatietechniek (ICT) voor uitvoering van processen.
 
; 4. Internationaal recht
: de regels die binnen een nationaal rechtsbestel moeten worden toegepast om te kunnen bepalen welk recht van toepassing is op een (privaatrechtelijke) aangelegenheid waarbij personen van meerdere nationaliteiten betrokken zijn.
 
; 5. Mediaconcentratie
: Indien een ondernemer meerdere media binnen één en dezelfde sector exploiteert bijvoorbeeld, meerdere kranten uitgeeft, dan wordt gesproken over horizontale concentratie. Indien binnen één en dezelfde onderneming de onderscheiden stadia van het productieproces doorlopen worden dan spreekt men van verticale concentratie.
 
; 6. Ontzuiling
: Het afnemen en op veel gebieden zelfs verdwijnen van de invloed van de zuilen in de Nederlandse samenleving.
 
; 7. Vertrossing
: zie vervlakking; TROS als eerste niet gebonden aan een traditionele achterban en haar uitgesproken streven naar een groot marktaandeel.
 
; 8. Vervlakking
: De tendens om meer programma’s uit te zenden die een groot publiek zullen aanspreken, programma’s die vooral gericht zijn op amusement en verstrooiing.
 
; 9. Verzuiling
: samenleving met aparte, nauwelijks samenwerkende groeperingen.
 
<br />
 
 
 
[[Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen/Thema 4: Criminaliteit en veiligheid|Thema 4: Criminaliteit en veiligheid]]
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.