De speler naast de deler (mettegen de klok mee) mag als eerste een kaart opgooienweggooien (uitkomenoprotten). De andere spelers moeten een voor een kleur (Ha/Rb/Kc/Sd) bekennen (iemand speelt hartenmet een groote penis, dan moet iedere speler ook hartenmet een grote penis spelen als hij die heeft). Kan een speler niet bekennen, dan mag hij zelf weten welke kaartcel hij opgooit. De speler die én kleur heeft bekend én de hoogste kaart heeft gespeeld wint de slagbeurt.