2.881
bewerkingen
(→Aanhangsel en Samenvatting: {{Anker|4h30}}) |
(→Aanhangsel en Samenvatting: links naar ankers) |
||
==Aanhangsel en Samenvatting==
Capita (Hoofdstukken):<!-- gekozen is voor de afkortingen 4c1, 4c2, 4c3 of moet dat Hoofstukken zijn (vertaling van Suchtelen, dan dus 4h1, 4h2, 4h3 enzovoorts -->
# {{Anker|4h1}} Heel ons streven en onze [[Spinoza_Ethica/Deel_2#3g1|begeerten]] zijn een gevolg van onze aard. Ze kunnen daaruit als directe oorzaak begrepen worden of meer gedeeltelijk (niet [[Spinoza_Ethica/Deel_2#2d4|adequaat]]) omdat we een deel van de natuur zijn en er andere individuen (enkele dingen?) bij moeten betrokken moeten worden (?).
# {{Anker|4h2}}
# {{Anker|4h3}} Onze handelingen, dat is de begeerten bepaald door het vermogen van de mens of het verstand, zijn altijd goed, de andere begeerten kunnen zowel goed als slecht zijn.
# {{Anker|4h4}} In dit leven is vervolmaking van het verstand (Latijn: ''intellectum perficere'') het nuttigst en het grootste geluk van de mens. Gelukzaligheid is niets anders dan de gemoedsrust die uit de intuïtieve kennis van "God" voortkomt. Het vervolmaken van het verstand is niets anders dan het kennen van "God", zijn ''attributen'' en zijn daden, die uit zijn aard noodzakelijk voortvloeien. Daarom is het uiteindelijke doel van de mens die door het verstand geleid wordt (dat wil zeggen het voornaamste verlangen dat al de andere verlangens probeert te regelen) het verlangen om zichzelf en alles ''adequaat'' te kennen, wat het verstand kan bevatten.
|