Toetsenbank/Toets Italiaans les 2 en 3:antwoorden
De antwoorden van de toets. De berekening is simpel, per goed antwoord 1 punt. Aantal punten÷35×9+1=cijfer.
A.
1. Vengo
2. Credete
3. Partiamo
4. È
5. Abbiamo
B.
1. Parliamo
2. Sono
3. Credono
4. Capisco
5. Ha
C.
1. una
2. un
3. una
4. un
5. un
D.
1. i
2. il
3. le
4. il
5. l'
E.
1. Ik wil de citroenen.
2. Waar is het kind?
3. Wij hebben de aardbeien. (LET OP: In deze zin ligt nadruk op 'wij')
4. Hebben jullie het brood?
5. Ik heb het water.
F.
1. Hoe heet jij?
2. Kom je?
3. Ik ben Jan.
4. Wij zijn Pieter en Carla
5. Jullie hebben het water. (LET OP: In deze zin ligt nadruk op het onderwerp)
G.
1. la fragola
2. Come Si chiama?
3. Dove siete?
4. il pane
5. Che? Sono Marco.