De ademhaling gaat over wat ons lichaam doet met de gassen die we inademen.
We zullen beginnen met een test waarmee we uitleggen hoe de longen werken.
Daarna maken we je wegwijs door je longen.
Test. Doe dit wel met je ouders in de buurt, want het is een beetje gevaarlijk. Voor deze test heb je nodig: een stevige plastic fles, een stanleymes (gevaarlijk!), een schaar en twee ballonnen. Blaas eerst de ballonnen een aantal keer op en laat ze weer leeglopen. Dan wordt het ballonvel wat soepeler. Prik dan met het stanleymes overdwars een gleuf in de fles en knip hem vervolgens verder dwars doormidden met de schaar. Draai de eventuele dop van de fles af. Neem een van de ballonnen en knip het tuitje eraf. Trek het ballonvelletje over de fles die je hebt doorgeknipt. Stop dan in de flesopening de tweede ballon en trek het tuitje over de flesopening heen. Nu is de ballon die in de flesopening zit leeg. Maar trek je aan de ballon die eronder zit, dan wordt de ballon in de flesopening volgezogen! En druk je het in, loopt hij weer leeg.
Je hebt net een model gemaakt van een long en een ribbenkast. De halve fles is eigenlijk een soort ribbenkast. In de ribbenkast zitten twee longen. De ballon die in de flesopening zit is een long. Het ballonvel dat onderaan zit, stelt je middenrif voor. Dit is een plaat van spieren en normaal gesproken is dat een beetje bol, maar als je gaat ademen, trek je het aan en wordt het afgeplat. Doordat het afgeplat wordt, wordt je borstholte groter en de luchtdruk in de borstholte lager. Dan worden de longen aangezogen en zuigen ze zich vol met lucht en dat is een inademing. Eigenlijk adem je dus niet met je longen, maar met je middenrif!
De huig sluit bij het slikken de toegang tot de neusholte af en het strotklepje doet hetzelfde voor de luchtpijp. Op die manier komen voedsel en drank automatisch in de slokdarm en niet in de luchtpijp terecht.
Bij het ademhalen:
de huig staat open;
het strotklepje staat open;
lucht kan van de neusholte naar de luchtpijp stromen en omgekeerd.
Bij het slikken:
de huig sluit de neusholte af;
het strotklepje sluit de luchtpijp af;
voedsel kan van de mondholte in de slokdarm terechtkomen.
Bij verslikken:
de huig staat open;
het strotklepje staat open;
voedsel kan van de mondholte in de neusholte en in de luchtpijp terechtkomen (je gaat dan hoesten).
Sigarettenrook is een mengsel van gassen en fijne teerdruppeltjes. Een van deze gassen is koolstofmono-oxide (kolendamp).
Door koolstofmono-oxide kan het bloed minder zuurstof vervoeren. De fijne teerdruppeltjes bevatten o.a. nicotine en verschillende kankerverwekkende stoffen.
De fijne teerdruppeltjes vormen een laagje aan de binnenwand van de luchtwegen. Hierdoor kunnen de trilhaarcellen de luchtwegen niet meer schoonhouden.
Nicotine zorgt ervoor dat je verslaafd raakt aan het roken.