Alexander de Grote/De strijd met Perzië
Alexander stak met 35.000 man in het jaar 334 voor Christus de Hellespont over. Dit was de laatste keer dat hij in Macedonië was. Zijn leger was eigenlijk maar klein, maar de Perzen hadden veel grotere legers die helaas niet zo goed georganiseerd waren. De Perzen hadden echter een geniale veldheer, de Griek Memnon. Deze had het plan om de Macedoniërs over te laten steken. Hij had ze ook met gemak kunnen onderscheppen. Memnon wilde een tactiek toepassen, die de Russen later in de strijd tegen Napoleon ook zouden toepassen. Het Macedonische leger kon maar weinig voedsel meenemen. Vervolgens zou Memnon het leger van de Perzen terugtrekken en hen hun eigen land laten vernietigen. De Macedoniërs, die achter hen aan zaten, zouden dan geen eten uit het land kunnen halen. Zo kon Memnon het leger makkelijker uit elkaar drijven. In dezelfde tijd zou Memnon de vloot naar Griekenland laten trekken om daar landen te veroveren. Maar zijn plan werd verijdeld door de Satrapen van de Perzen, die in dat gebied regeerden. Ten eerste vonden ze het idee van terugtrekken al een schande. Het tweede probleem (voor hen) was dat ze hun land moesten vernietigen, waardoor ze minder inkomsten zouden hebben. Alexander had ondertussen het idee gekregen om de kustgebieden van de Perzen aan te vallen, zodat hij de vloot kon overnemen. Memnon wachtte Alexander op bij de rivier de Granicus. Het Perzische leger was groter dan het Macedonische, maar Alexander won het gevecht met gemak. Memnon en de satraap van Anatolië werden gedwongen over zee weg te vluchten. Het Perzische leger werd grotendeels vernietigd en de rest werd in kleine groepjes opengebroken.
In de jaren 334 en 333 voor Christus bleef Alexander de (Griekse) steden aan de westkust van Anatolië bevrijden, met als hoogtepunt de verovering van Sardis, de plaatselijke hoofdstad. Ook was het in deze periode dat hij zijn tactiek van belegering wilde toepassen, iets dat hij later nog veel vaker zou doen. De westkust van Anatolië was nu zo goed als geheel in handen van Alexander. De vloten die het dichtst bij Griekenland lagen, waren uitgeschakeld. Er kwam nu nog een schok voor de Perzen, want Memnon was overleden tijdens de belegering van Mytilene, al stierf hij niet tijdens de strijd (waaraan hij stierf is onbekend). Darius III had intussen een nieuw leger opgebouwd, het grootste dat er in die tijd bestond, met zo'n 100.000 man. In november 333 kwamen het leger van Alexander en dat van Darius elkaar voor het eerst tegen. Darius en Alexander zagen elkaar alleen vanuit de verte, want Darius vluchtte zodra Alexander hem aanviel. Er ontstond paniek onder zijn mannen en Alexander won het gevecht. (We bespreken deze veldslag later in het boek nog wel eens).
Darius had in zijn vlucht zijn complete familie achtergelaten, die er voor zorgden dat Alexander een diplomatiek voorstel kon doen. Maar hij ontving een brief van Darius, die hem vroeg zijn familie terug te sturen naar hem en dan de vrede te verklaren. Maar Alexander weigerde en noemde hem een lafaard omdat hij was gevlucht. Darius bood hem opnieuw iets aan: ditmaal zou hij al het land tot aan de Eufraat krijgen en zou hij zelfs zijn dochter met Alexander laten trouwen, waardoor hij Alexander zijn schoonzoon zou maken. Hij was wanhopig, maar Alexander ging niet akkoord. Zij vriend Parmenion zei toen: 'Als ik Alexander was geweest, had ik dit gedaan, in plaats van nieuwe gevaren te moeten ondergaan.' Waarop Alexander antwoordde: 'Ik had het ook gedaan, als ik Parmenion was geweest.'
Alexander trok zuidwaarts langs Tyrus en Gaza, waar hij de steden met zijn belegeringen innam. Nu had hij een groot deel van de Perzische vloot, die in Tyrus lag gestationeerd. Tyrus had echter geen zin zich zomaar over te geven. Alexander moest de stad zeven maanden belegeren voordat hij hem kon innemen. Nu had Griekenland het monopolie van de handel in het oostelijke deel van het Middelandse Zeegebied.
In het jaar 332 voor Christus trok Alexander Egypte binnen, het laatste gebied dat Darius nog bezat aan de Middellandse Zee. De Egyptenaren waren echter niet blij met hun farao, dus liepen ze maar al te graag over naar Alexander. Hij werd gezien als bevrijder, net als bij de Grieken aan de westkust van Anatolië. Alexander ging ook naar de oase van Siwa, waar een bekend Amon-orakel lag. Amon werd door de Grieken gezien als de Egyptische versie van Zeus. De priesters van Amon noemden de nieuwe farao de zoon van Amon. De Grieken vonden dit heel bijzonder, al was het voor de Egyptenaren heel gewoon. Alexander kon dit heel goed gebruiken. Hij liet door heel het land vertellen dat Alexander door het orakel van Siwa de zoon van Zeus was genoemd. Dit gaf hem een goddelijke status die hij nog goed zou kunnen uitbuiten.