Basiskennis chemie 2/Zouten en water

Werk in uitvoering.
Aan dit artikel wordt voorlopig nog gewerkt. Gelieve het niet te bewerken totdat dit sjabloon is weggehaald.



Zouten en water

Bij de bespreking van de polair-covalente binding is het watermolecuul als voorbeeld genoemd. Het zuurstof-atoom is de negatieve kant van het molecuul, de waterstof-atomen de positieve kant. Watermoleculen hebben dus ook, net als de zoutkristallen positieve en negatieve plekken. De negatieve kant van een watermolecuul kan zich hechten aan een positief ion in het zoutkristal. Soms kunnen dat wel zes of acht watermoleculen zijn rond 1 positief ion. Afhankelijk van hoe stevig het positieve ion in het zoutkristal vastzit en hoe goed de watermoleculen zich aan het ion kunnen binden zijn er twee mogelijkheden:
  • Het ion blijft zitten waar het zit. Het zit stevig in het kristal en de watermoleculen kunnen het er niet uitkrijgen.
  • Het ion omringt zich met watermoleculen, maar is daardoor wel groter geworden en past nu niet meer in het kristal, het gaat met de watermoleculen deel uitmaken van de vloeistof: het is opgelost!
Voor negatieve ionen geldt iets vergelijkbaars: afhankelijk van de bindingssterkte zullen ze op hun plek in het kristal blijven of omringd door watermoleculen in oplossing gaan.
Natrium met zijn watermantel


Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.