Franse literatuurgeschiedenis/Moderne en hedendaagse Franse literatuur
De Franse literatuur van de twintigste eeuw is sterk getekend door historische, politieke, morele en artistieke crises. De literaire bewegingen die deze eeuw hebben gekenmerkt zijn
- het surrealisme, dat vooral een vernieuwing van de poëzie inhoudt met dichters als André Breton, Robert Desnos en Paul Éluard,
- het existentialisme met Gabriel Marcel en Jean-Paul Sartre, dat ook een nieuwe filosofie vertegenwoordigt ("L'existentialisme est un humanisme" - Sartre). De belangrijkste bronnen waar kunstenaars uit putten zijn de politieke conflicten van die tijd. Oorlog is dus aanwezig in zowel poëzie als romans.
Marcel Proust verschijnt als de laatste grote Franse auteur van het begin van de twintigste eeuw. De enigen die zijn niveau benaderen, zijn Albert Camus, of Louis-Ferdinand Céline, die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ter discussie stellen van verhalen die te gepolijst zijn en dus ver van het echte leven staan. Zijn nadruk op een benadering die dichter bij de realiteit van de straat staat, en zijn oorspronkelijk taalidioom (zijn grillige jargon) heeft ook een aantal Angelsaksische auteurs beïnvloed zoals Burroughs en Arthur Miller.
In Frankrijk maakten weinig schrijvers zich aanvankelijk druk over de nouveau roman van Alain Robbe-Grillet. Later inspireerde deze experimentele romanstijl een generatie schrijvers die elkaar vonden en publiceerden in uitgaven van Editions de Minuit: onder meer Jean Echenoz, Jean-Philippe Toussaint, Tanguy Viel, Christian Oster, Laurent Mauvignier en Christian Gailly. Daarna slaagt er geen beweging in strikte zin meer in om zich op vergelijkbare wijze te onderscheiden. De literaire groep L'Oulipo, waartoe ook auteurs als Raymond Queneau en Georges Perec, en later Roubaud Fournel Toy en Le Tellier behoorden, was niet zozeer opgevat als een beweging, maar als een werkgroep. Hetzelfde geldt voor de romanschrijvers uit de Nouvelle fiction, zoals Hubert Haddad, Frédérick Tristan en Georges-Olivier Châteaureynaud.
Tegenwoordig zijn er critici die een aantal schrijvers bij elkaar brengen rond de notie van autofictie zoals ze door Serge Doubrovsky werd benoemd. Het is echter soms moeilijk om diverse schrijvers met verschillende wereldbeelden en artistieke benaderingen onder eenzelfde label samen te brengen .
Naast experiment en vernieuwing is er ook continuïteit. In navolging van negentiende-eeuwse streekromans, waarvan George Sand een vertegenwoordiger was, bleef het genre ook in de tweede helft van de twintigste eeuw populair bij Franse auteurs als Pierre-Jakez Hélias en Henri Vincenot. Het genre blijft zich ontwikkelen met jongere auteurs zoals Jean Anglade of Jean-Paul Malaval.
De belangrijkste literaire bewegingen waren:
- surrealisme (Gaston Leroux, Paul Éluard, André Breton, Robert Desnos);
- existentialisme (Franse literatuurgeschiedenis/Gabriel Marcel, Franse literatuurgeschiedenis/Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Albert Camus en Maurice Merleau-Ponty);
- de nouveau roman (Alain Robbe-Grillet, Nathalie Sarraute);
- het theater van het absurde (Antonin Artaud, Samuel Beckett, Eugène Ionesco, Arthur Adamov).