Het plan
bewerkenWat is het?
bewerkenHet plan komt neer op een interactief online referentiekader van kennis, vaardigheden en attitudes voor gebruik in het onderwijs en voor andere educatieve doeleinden en geschikt voor toepassingen in het alledaagse leven.
Dit referentiekader:
- wordt gebouwd, onderhouden/gemodificeerd en uitgebreid door mensen die op een bepaald gebied deskundig zijn
- wordt van feedback voorzien door belanghebbende individuele gebruikers en (onderwijs)instellingen
- kan door iedereen vrij gebruikt worden als online portfolio voor het lerende en werkende leven met login en gebruikersnaam.
- kan op elk moment worden gedownload als geheel of als portfolio (het eigen profiel).
- mag door iedereen vrijelijk geïmplementeerd en toegepast worden in eigen projecten en oplossingen.
- heeft een modulaire/open(XML-achtige) structuur waardoor het gemakkelijk gedeeld en aangepast kan worden.
Hoe werkt het?
bewerkenHet geheel is gebasseerd op een databasesysteem waarin kennis, vaardigheden en attitudes benoemd worden en waarin relaties bestaan tussen kenniselementen, vaardigheden en attitudes. In de eerste plaats geeft het een feitelijk overzicht van wat voor mensen bereikbaar is door elke willekeurige vorm van oefening; een opsomming van zaken die men weet (kennis), kan (vaardigheid) en heeft (attitude) en of daar een relatie tussen is. Ten tweede kan een gebruiker deze elementen toevoegen aan het eigen profiel waarbinnen dezelfde relaties bestaan).
Omdat het geheel taal-afhankelijk is worden de omschrijvingen gemaakt volgens bepaalde afspraken. De taal moet zo eenvoudig mogelijk zijn voor wat betreft de grammatica: de ik-vorm in de tegenwoordige tijd.
(Ik weet) het verschil tussen een appel en een peer. (Ik kan) een taart bakken. (ik heb) doorzettingsvermogen
Bij functionaliteit moet er gedacht worden aan een eenduidige database-structuur waarin steeds zaken toegevoegd kunnen worden. De structuur moet open zijn, zonder dat het zijn eenheid verliest. Ook moet het geheel te wijzigen zijn waarbij onderlinge afhankelijkheden gewaarborgd zijn. Het werkt als een sociaal netwerk, waarbij veranderingen en toevoegingen leiden tot verschuivingen binnen de relaties. Elk element heeft maar één dimensie maar de mogelijkheid om een binding te hebben met alle overige element. En het aantal soort verbindingen bepalen de positie van dit element binnen het netwerk. Binnen een drie-dimensionaal model worden bindingen voorgesteld als lijnen en de elementen als bollen. De bollen zoeken steeds een bepaalde ruimte op als er elementen toegevoed worden. Als er een relatie is tot een ander element ontstaat er een Hoe meer bindingen een element heeft, hoe dit element zich in het centrum zal werken. Elementen die binnen een specifieke categorie vallen en vooral bindingen met elkaar hebben, vormen een culster meer aan de rand. Zo'n groepje elementen zal altijd in een bepaalde mate van relatie houden met elementen die aan de basis liggen (die in het midden staan) en met elementen in de nabije omgeving.
Voorgesteld als een kaartenbak komt de functionaliteit op het volgende neer. Elke kaart is een element. Op de kaart staat in elk geval de titel van het element en daaronder een lijst met andere elementen waar een relatie mee is. En deze staan volgorde van het element met de meest bindingen.
Redenen voor gebruik
bewerkenAchtergronden
bewerkenOefening
bewerkenIn de film The Matrix uit 1999, onder regie van de Wachowski's, leert ...
Vaardighedenweb
bewerkenEen intuïtief overzicht van kennis, vaardigheden en (werk)houdingen waarin je onbegrensd veranderingen en aanvullingen kunt aanbrengen. De toepassingen zijn legio. Vaak zal het gaan om een multifunctioneel leer- en denkgereedschap.
Uitgangspunten & vragen
bewerken- Leren is het ontstaan of tot stand brengen van relatief duurzame veranderingen in kennis, houding en vaardigheden en/of in het vermogen om te leren door individuen, groepen of (deel)organisaties (nu nog circulaire definitie.)
- De belangrijkste leerprocessen of -leeractiviteiten hebben betrekking op het selecteren, opnemen, verwerken, integreren, vastleggen en gebruiken van en het betekenis geven aan informatie (zie Dixon, 1994).
- Mensen hebben van nature de wil tot leren.
- Mensen leren binnen en buiten instituties zeer veel zonder dat er bewuste planning, onderwijs of opleiding aan te pas komen.
- Mensen verschillen onderling in de wijze waarop ze leren (gerichtheid/interesse/focus, manier van denken en doen/aanpak, mogelijkheden/talenten, etc.) en dit verandert gedurende het leven.
- Al het geleerde kan worden omschreven met het begrip vaardigheden. Kennis is altijd onderdeel van een vaardigheid.
- In hoeverre leren mensen vanuit zichzelf en wat is de rol van de sociale context? Hoe zit dat bijvoorbeeld met lopen of logisch redeneren?
- Welke vaardigheden (en kennis) zijn essentieel en welke vaardigheden spelen een bijrol? En hoe bepaal je dit (welk perspectief neem je in)?
- Waar komt de behoefte vandaan om leren meer bewust te willen maken?
- Wat is de rol en invloed van taal op leren?
Doelen
bewerken- Mensen eigenaar maken van hun leerproces (keuze/doelen, proces, tempo, evaluatie).
- Een balans tussen aanpassing en ontplooiing.
- Bewustzijn van de eigen vermogens (wat kan ik en wat is dit waard?).
- In kaart brengen van de eigen vermogens op een manier dat dit een generiek karakter heeft (middels technische oplossing).
Rol van de leerkracht
bewerken- Een leraar is iemand die een ander iets te leren heeft en dit kan overbrengen (en de middelen heeft).
- Symmetrische verhouding tussen leerling en leraar (van elkaar leren).
Referentiekader
bewerkenRelaties tussen vaardigheden
bewerkenElke vaardigheid heeft direct of indirect te maken met andere vaardigheden. Als je stelt: ik kan vissen (of hengelen), dan zeg je eigenlijk dat je een verzameling van kennis en vaardigheden beheerst die we samen 'vissen' noemen. De mate waarin je de verschillende aspecten van het vissen beheerst en de manier waarop je dit uitvoert, hangt af van deelvaardigheden. Bij vissen hoort bijvoorbeeld het kunnen aanleggen van bepaalde knopen in de vislijn.
De chirurgenknoop wordt door vissers gebruikt voor het knopen van onderlijnen. Als je deze knoop niet kent, kun je misschien nog steeds wel vissen omdat iemand anders de knoopjes maakt, maar het is vaak zo dat vissers deze knoop juist wel kennen. De vaardigheid ik kan een chirurgenknoop maken heeft dus een relatie met de vaardigheid ik kan vissen. Het maken van een chirurgenknoop is een onderdeel van de vis-activiteit.
De chirurgenknoop wordt ook gebruikt door chirurgen (voor het afsluiten van bloedvaten). Dit betekent dat als je éénmaal een chirurgenknoop kan maken, je een onderdeel beheerst van het vissen, maar ook (in beginsel) een onderdeel van de medische ingreep 'hechten'. De knoop wordt verder gebruikt door bergbeklimmers, zeelieden, tuinders, etc.
Waar het hier om gaat is dat elke te benoemen vaardigheid zich in een netwerk van andere (te benoemen) vaardigheden bevindt. Deze vaardigheden hebben een bepaalde waarde voor overige vaardigheden. En de mate waarin we (combinaties van) deze vaardigheden beheersen, maken dat we handig zijn in iets of kennis van bepaalde zaken hebben.
De eerste jaren van ons leven zijn we ons nauwelijks bewust van onze vaardigheden. Maar als we opgroeien en ouder worden, zijn we ons doorgaans steeds meer bewust van dit vaardighedennetwerk. We 'weten steeds beter wat we kunnen' en daardoor kunnen we ons steeds beter op bepaalde taken richten. Hoe meer vaardigheden we beheersen die een relatie hebben met de vaardigheid vissen, hoe beter we kunnen vissen.
Een web van vaardigheden
bewerkenDit geheel van persoonlijke vaardigheden is voor te stellen als een web wat zich in alle richtingen uitspreidt. Basisvaardigheden vormen de kern van dit web. Denk aan spreken, meten, schoonmaken, etc. Complexe (of zeldzame) vaardigheden bevinden zich meer aan de periferie van het web. Er zijn misschien uitlopers naar buiten toe als gevolg van een specialisme. Een chirurg bijvoorbeeld bezit allerlei vaardigheden die met name bruikbaar zijn binnen het bijbehorende vakgebied. Hetzelfde geldt voor bouwvakkers en computerprogrammeurs.
Bepaalde vaardigheden zijn sterker vertegenwoordigd omdat ze meer bindingen hebben met andere vaardigheden. Dit kan samenhangen met talenten, opvoeding, training, omgevingsfactoren, etc. De minder opvallende vaardigheden hebben nog weinig binding met de rest van het geheel. Deze zijn nog niet geoefend of weinig aangesproken. Een opgroeiend kind heeft hier doorlopend mee te maken. Veel vaardigheden 'verleer' je niet omdat ze een integraal deel van het geheel vormen (fietsen of klokkijken). Maar verworven vaardigheden kunnen ook op de achtergrond raken. Dan vragen we ons af hoe een bepaald iets 'ook al weer ging' of 'in elkaar zat'.
De vorm en structuur van dit web is misschien het beste te vergelijken met een sterrencluster. Afzonderlijke sterren stellen vaardigheden voor waarbij de grootte van de ster de mate van bedrevenheid in die vaardigheid voorstelt. De tussenruimte is maat voor de binding tussen de onderlinge vaardigheden. Echter, als je een dergelijk driedimensionaal diagram zou kunnen tekenen van iemands vaardigheden in hun samenhang, zou het beeld ongetwijfeld minder harmonisch zijn. En een dergelijke inventarisatie is zo'n onmogelijke taak, dat het nooit een representatief beeld geeft van iemands 'vaardighedencomplex'.
Een interactief databasesysteem
bewerkenHet goed in kaart brengen van de eigen vaardigheden is zonder meer erg lastig. Andersom is het wel mogelijk om collectief een overzicht te maken van (alle) mogelijke vaardigheden en hun onderlinge relaties. In een interactief databasesysteem waaraan meerdere mensen tegelijk kunnen werken, kan relatief gemakkelijk een model gemaakt worden met alle denkbare basisvaardigheden in hun samenhang. Vervolgens kan dit uitgebreid worden door vakmensen en onderwijsinstellingen waarbij meer specialistische vaardigheden een rol spelen. Dit systeem kan uitmonden in een generiek vaardighedencomplex; een referentiekader waarin bestaande vaardigheden een logische en overzichtelijk plek hebben.
Een database die een grote hoeveelheid gedetailleerde en gestructureerde informatie bevat over de samenhang tussen vaardigheden, heeft verschillende toepassingen. Onderwijsinstellingen kunnen er hun leerplannen uit destilleren. Samenhang tussen verschillende opleidingen en leerwegen kunnen snel inzichtelijk worden gemaakt (omdat de relaties al gelegd zijn). Dit systeem kan gebruikt worden als methode voor zelfreflectie bij trainingen en coaching en ook voor toetsing en evaluatie. En op het moment dat dit het toegepast wordt in een gebruikersaccount kan een profiel aangemaakt worden op basis van vaardigheden. Dit laatste is waarschijnlijk de belangrijkste toepassing.
De manier waarop vaardigheden omschreven worden binnen een dergelijk systeem, bepaalt voor een groot deel de bruikbaarheid. Taal heeft van zichzelf al een bepaalde structuur en een sterke relatie tot ons denken. Er zijn verschillende manieren om vaardigheden te omschrijven of formuleren. De zinsbouw en de woordkeus zijn van invloed op de uiteindelijke werking van het databasesysteem.
Eenvoudige zinsbouw om 'ruis' te voorkomen en specifieke beschrijvingen dragen bij aan de 'leesbaarheid' van het model. De meest eenvoudige zinnen bevatten een werkwoord en persoonsvorm. Ik loop. Wij dragen. Hij vroeg. Enzovoorts.
Om een vaardigheid te beschrijven gebruiken we het werkwoord kunnen. We zeggen dan bijvoorbeeld:
- Ik kan tot tien tellen of
- Ik kan een courgette brunoise snijden.
De meest eenvoudige vorm hiervan is:
- Ik kan [infinitief]
Voorbeelden:
- Ik kan vissen.
- Ik kan programmeren
- Ik kan yahtzeeën.
Het derde voorbeeld omschrijft een heel specifieke vaardigheid. De vaardigheid programmeren vraagt om meer uitleg. Om welke programmeertaal of talen gaat het? En welke deelvaardigheden worden er precies beheerst?
- Ik kan programmeren
- ... object georiënteerd programmeren
- ... in Java programmeren
- ... arrays maken in PHP
De vaardigheid yahtzeeën kan verder uitgelegd worden. Maar dit beperkt zich tot een overzichtelijk geheel deelvaardigheden. Bij biljarten zijn veel meer variaties mogelijk net als bij zingen en meubelmaken.
Kennen, kunnen en verhouden tot
bewerkenkennis | vaardigheden | houding |
---|---|---|
de aarde vogels |
boetseren zwemmen |
aandacht vertrouwen |
Ik ken vogels, kan zwemmen en heb vertrouwen.
Octrooi
bewerkenMijn uitvinding is nog geheim . Mijn businessplan is in grote lijnen bekend. Ik heb het verdienmodel voor mijn uitvinding in kaart gebracht.
Ik heb de financiering van mijn octrooiaanvraag voorbereid.
Ik denk dat mijn uitvinding nieuw is.
Ik kan uitleggen welk technisch probleem mijn uitvinding oplost of de voordelen van mijn uitvinding benoemen ten opzichte van de concurrent.
Ik heb informatie verzameld over reeds bekende technieken op het terrein van mijn uitvinding. Dit in de vorm van documenten, octrooischriften of verwijzingen naar webpagina’s.
Eventuele tekeningen, testresultaten en prototypes van mijn uitvinding kan ik aanleveren.
Onderzoek
bewerkenOnderwijs en aantallen
bewerkenDe Nederlandse bevolking
bewerkenleeftijd | aantal |
alle | 17.154.271 |
0 - 5 jaar | 872.289 |
5 - 10 jaar | 929.180 |
10-15 jaar | 980.299 |
15-20 jaar | 1.035.405 |
20-25 jaar | 1.066.243 |
0 - 15 jaar | 872.289 |
5 - 15 jaar | 1.909.479 |
15 - 25 jaar | 2.101.648 |
In 2017 is ongeveer 4 miljoen mensen tussen de 5 en 25 jaar.
Aantallen in het onderwijs
bewerken- Het aantal leerlingen in het primair onderwijs daalt de laatste jaren, doordat er minder kinderen geboren worden (In 2016 waren dit 17.600 minder leerlingen minder dan in 2015).
- In 2016 is het totaal aantal leerlingen in het primair onderwijs 1.528.774.
- Er gaan in 2016 totaal ongeveer 34.000 leerlingen naar het speciale basisonderwijs en 29.000 naar het speciaal onderwijs. Naar het voortgezet speciaal onderwijs gaan in 2016 circa 38.000 leerlingen.
- In 2017 zitten er ruim 995.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs.
- In leerjaar één tot en met vier zitten in 2017 respectievelijk 208.918, 209.020, 210.041 en 222 727 leerlingen
- In leerjaar vijf zitten in dat zelfde jaar 103.936 leerlingen en 41.083 in het zesde leerjaar
In 2017:
- zitten er ruim 481.000 deelnemers op het mbo;
- volgen ongeveer 445.00 studenten een opleiding in het hbo;
- staan er ruim 260.000 studenten ingeschreven aan Nederlandse universiteiten.
Uit bovenstaande gegevens is af te leiden dat er ruim drie miljoen mensen in Nederland een vorm van onderwijs genieten waarvan het grootste deel (bijna 2 miljoen) jonger is dan 15 jaar.
Leren en groepswerk
bewerkenLeren gebeurt doorgaans in leeftijdsgebonden groepen. In het basisonderwijs is de gemiddelde groepsgrootte iets meer dan 23 leerlingen. Vrijwel alle scholen hanteren beleidsnormen of richtlijnen voor de maximale groepsgrootte per type leerweg. Over het algemeen hanteert men in het vo per leerweg de volgende bovengrenzen:
- Praktijkonderwijs: 15-20 leerlingen.
- Vmbo-basis/kader: 15 -24 leerlingen.
- Vmbo-tl : 25 -30 leerlingen.
- Havo: 30 -32 leerlingen.
- Vwo: 30 -32 leerlingen.
Het gegeven dat we leerlingen indelen in leeftijdsgroepen en niveaus maakt het onderwijs beheersbaar maar het brengt ook beperkingen met zich mee. Op allerlei manieren proberen leerkrachten lessen uitdagend in te richten waarin rekening gehouden wordt met individuele de sociaal-emotionele ontwikkeling en de onderlinge verschillen tussen leerlingen. Vervolgens moeten leervorderingen helder in kaart worden gebracht en contact worden onderhouden met ouders en instanties. En tenslotte wordt er van de leerkracht verwacht dat deze zich blijft professionaliseren.
In een tijd van digitalisering, globalisering en individualisering schieten bestaande systemen vaak te kort. Iedereen heeft toegang tot internet waardoor ongelooflijk veel informatie binnen handbereik is. Jongeren besteden veel aandacht aan Youtube en sociale netwerken. Daarnaast wordt er veel gegamed.
Ook leren heeft een plek op internet in de vorm van quizen, overhoor-apps en complete leeromgevingen, soms met de mogelijkheid om een soort certificaat te halen.
Leren gaat soms beter in kleinere groepen. En in bepaalde gevallen is individuele begeleiding het meest effectief. Er zijn niet voldoende onderwijzers om alle leerlingen optimaal te helpen. Maar leerlingen kunnen veel zaken ook heel goed van elkaar leren als
Leren en toetsing
bewerkenSummatief en formatief toetsen
bewerkenThe type of assessment that people may be more familiar with is summative assessment. The table below[1] shows some basic differences between the two types of assessment.
Summative Assessment | Formative Assessment | |
---|---|---|
When | At the end of a learning activity | During a learning activity |
Goal | To make a decision | To improve learning |
Feedback | Final judgement | Return to material |
Frame of Reference | Sometimes normative (comparing each student
against all others); sometimes criterion |
Always criterion (evaluating students according to the same criteria) |
formeel (in een onderwijsinstelling) | informeel (in het dagelijks leven) | |
summatief (assessment of learning) | toets | quiz |
formatief (assessment for learning) | prestatie | vaardigheid |
Links
bewerken- ↑ R. Pr ́egent, Charting your course: How to prepare to teach more effectively, Atwood, 2000.