Koningen aan de Nijl/Lexicon
A
bewerkenankh | Het symbool van het eeuwig leven. |
B
bewerkenbark | De naam voor een schip uit papyrus dat door de goden gebruikt werd om te reizen (zie ook Zonnebark). |
C
bewerkencanope | Een urn waarin de organen van een mummie werden bewaard. |
Cartouche (Shenou) | Een symbool voor de cyclus van de eeuwigheid en bescherming, dat de troonsnaam van de farao bevat die meestal vergezeld wordt door de titel nswt bity, en de persoonlijke naam van de farao (naam of sa re). |
cataract | Een hoge waterval op de Nijl. |
D
bewerkendemotisch | Een Egyptisch schriftsysteem dat het hiëratisch verving (ca. 600 v. Chr.). |
desjret | Een rode mijter die doorloopt aan de achterkant en aan de voorkant met een strook schuin-omhoog springt eindigend in een krul. De kroon werd beschermd door Wadjet, een slangengodin die meestal te zien was aan de voorkant. |
Dodenboek | Een verzameling van teksten gegraveerd op papyrus die in de sarcofagen van een Egyptisch graf bevonden. |
dodenmasker | Een afgietsel van het gezich van een dood persoon dat in goud gegoten werd. |
E
bewerkenEnneade | De negen belangrijkste goden en godinnen van Heliopolis: Atoem/Atoem-ra/Atoem-Chepri, Sjoe, Tefnoet, Geb, Nut, Osiris/Asir, Isis/Aset, Seth en Nephtys (soms wordt Horus er ook bijgerekend). |
F
bewerkenfarao | De titel om koningen (met goddelijke status) van Opper- en Neder-Egypte aan te duiden. (meer weten?) |
G
bewerkenH
bewerkenhadjet | Een witte langwerpige muts die zich toespitst aan het einde en eindigde in een knobbel. Ze werd gedragen door de heerser van Opper-Egypte. De kroon stond onder bescherming van de gierengodin Nechbet. |
hiëratisch | Een cursief schrift dat evolueerde uit hiërogliefen en vervangen zou worden door het demotisch. |
hiërogliefen | Een tekenschrift en tevens het oudste schrift uit Egypte (ca. 3100 v. Chr). |
Hyksos | De benaming voor de bevolkingsgroepen uit Klein-Azië die op het einde van het Middenrijk (ca. 1800 v. Chr.) Egypte binnenvielen. |
I
bewerkenJ
bewerkenK
bewerkenknotskop | Een kleien bol die bevestigd werd op een stok om met deze "knots" vijanden dood te slaan. |
L
bewerkenM
bewerkenmummie | Een lichaam, dat na het overlijden uitgedroogd is of door kunstbewerkingen geconserveerd, zodat het niet geheel is vergaan en er meer van over is dan alleen een skelet. |
N
bewerkennaos | Het heilige der heiligen in de Egyptische tempel. |
nome | (Gr. nomoi en Eg. sepaut) Een indeling van het land in het Oude Egypte. |
O
bewerkenoog van Ra/Horus | Het alziende oog. |
P
bewerkenpapyrus | Plant die weelderig groeide in de Nijl en door de Egyptenaren werd aangewend voor verscheidene zaken zoals kledij, schoensels, schrijfgerief, boten, enzovoorts. |
psjent | Een combinatie van de hadjet en de desjret, in twee varianten: de desjret zit aan de buitenkant en de hadjet' zit daar binnen in of de hadjet heeft een strook die schuin-omhoog springt en eindigd in een krul. |
Q
bewerkenR
bewerkenS
bewerkensarcofaag | Een stenen doodskist. |
schminkpalet | Stenen palet, meestal gemaakt uit groene leisteen. |
serech/sereck | De rechthoek, die het "Groot Huis" of paleis verbeeld, waarin de horusnaam van de farao staat. |
T
bewerkenU
bewerkenV
bewerkenW
bewerkenwadi | Een rivierdal in droge gebieden dat gedurende het grootste deel van het jaar droog staat. |
X
bewerkenY
bewerkenZ
bewerkenZonnebark | De bark waarmee de zonnegod zich door het hemelruim verplaatste. |