Maatschappijleer/Tuckbox
Internet en moderne media zoals computer en smartphone worden tegenwoordig op allerlei manieren ingezet om kennis en ervaringen te delen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om via een videoconferentie een overleg te houden met mensen op een ander continent. Toch houden veel onderwijzers en onderwijsinstellingen (met name in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs vast aan het klassikale model waarbij kennisoverdracht plaatsvind en praktijkervaring geleerd wordt op een bepaalde tijd, binnen een vastomlijnde setting en meestal met een vaste groep mensen. In het primair en voortgezet onderwijs is dit afhankelijk van de leeftijd en het niveau en in het beroepsonderwijs het niveau en het vakgebied.
Doelen, activiteiten en toetsing
bewerkenIn het verzorgen van lessen is een aantal principes van toepassing. In de eerste plaats heeft een les of lessenserie een (leer)doel. Wat wordt er geleerd? Aan het einde van de les of lessenserie heeft de leerling zich bepaalde kennis, vaardigheden en/of houdingen eigen gemaakt. Bijvoorbeeld de hoofdsteden van de Nederlandse provincies kunnen noemen of het brunoise snijden van groenten. Dit leerdoel wordt in de regel SMART geformuleerd:
- Specifiek
- Meetbaar
- Acceptabel/aanvaardbaar
- Realistisch
- Tijdgebonden
Bijvoorbeeld: Ik wil voor 1 april zo goed Spaans spreken dat ik me als toerist op een terrasje kan redden (link naar artikel).
Vervolgens sluit de lesinhoud aan bij het gestelde doel. De behandelde onderwerpen en werkwijze (manier van oefenen) staat zoveel mogelijk in dienst van het bereiken van dit doel: hoe wordt er geleerd? De mate waarin de leerstof en oefeningen aansluiten bij een persoon, is onder andere afhankelijk van iemands leeftijd, reeds opgedane kennis, vaardigheden en ervaringen, maar ook iemands interesse, binding met het onderwerp, gemoedstoestand en motivatie. In lessituaties waarbij grote groepen betrokken zijn, is het daarom nog wel eens lastig om ervoor te zorgen dat iedereen bediend wordt; dat er effectief geleerd wordt.
Tenslotte zal er op één of andere manier moeten worden nagegaan of leerdoelen behaald zijn. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een schriftelijke toets, een werkstuk, een gesprek, een presentatie of assessment. Ook kan dit beoordeeld worden door een deskundige die meeloopt/meekijkt bij een leerling. In dit laatste geval moet gedacht worden aan het leren van een bepaald ambacht of praktische vaardigheid zoals het metselen van een muur of bouwen van een website. Hoe dan ook is sprake van een resultaat wat overeenkomstig is met het gestelde doel.
Plaats, tijd en groep
bewerkenIn een lessituatie kan de omgeving een belangrijke rol spelen. Er wordt o.a. gesproken van een krachtige leeromgeving als deze praktijknabij, dialogisch en participatief is (Peeters, 2016). Dit geld overigens ook voor de fysieke leeromgeving. Als het een lokaal betreft, is bijvoorbeeld voldoende ventilatie en ruimte prettig. Maar ook de inrichting en aankleding kan een rol spelen. Of eventuele hulp- en leermiddelen zoals boeken, gereedschap of een tekenprogramma. Bepaalde zaken kunnen beter geleerd worden in een praktijkruimte zoals het eerder genoemde metselen: de theorie is hierbij belangrijk maar uiteindelijk leer je dit door het (veel) te doen. En dan zijn er ook nog vaardigheden die juist goed buiten geleerd kunnen worden. Bodemonderzoek of landmeten bijvoorbeeld, maar ook het herkennen van bouwstijlen of het toepassen van de verkeersregels.
Het meeste leren vindt tijdens werkdagen en -tijden plaats. Maar er zijn ook situaties waarin juist veel geleerd wordt in het weekend of vakantie. Denk hierbij aan een museumbezoek, workshop, zeiltocht of wereldreis. Het leren is dan echter meer vrijblijvend en incidenteel van karakter en volgt er dienovereenkomstig ook geen bewijs van vaardigheid. Dus meestal spreken we een aantal momenten binnen een bepaalde tijd of waarin kennis, vaardigheden en houdingen geleerd moeten worden waarna een evaluatie plaats vindt zodat men een diploma of certificaat kan behalen.