Michel de Montaigne/Essais: Au lecteur
("Au lecteur")
Aan de lezer,
Lezer, je hebt hier een bonafide boek; het waarschuwt je van meet af aan dat ik mezelf niets anders dan een vertrouwd en persoonlijk doel stelde: ik besteedde er helemaal geen aandacht aan of het jou dienstig zou zijn of mij glorie zou brengen. Mijn vermogens zijn niet tot een dergelijk ontwerp in staat. Ik heb het opgedragen aan het bijzondere goed van mijn verwanten en vrienden, zodat zij, nadat ze mij verloren hebben (wat ze binnenkort moeten doen), daarin enkele kenmerken van mijn toestanden en humeuren kunnen terugvinden, en daardoor vollediger en levensechter de kennis die ze van mij hadden kunnen behouden. Als het mijn bedoeling was geweest om de gunst van de wereld te zoeken, zou ik mezelf zeker hebben getooid met geleende schoonheden: ik verlang integendeel gezien te worden zoals ik op mijn eigen oprechte, eenvoudige en gewone manier overkom, zonder berekendheid en kunstgrepen: want het is mijzelf die ik schilder. Mijn gebreken daarin zullen levendig getoond worden, alsook mijn onvolkomenheden en mijn natuurlijke vorm, voor zover het publieke respect mij dat heeft toegestaan. Als ik tussen die volken had geleefd, die (zeggen ze) nog steeds leven onder de zoete vrijheid van de primitieve wetten van de natuur, verzeker ik u dat ik mezelf heel graag geheel en volledig naakt zou hebben geschilderd. Dus, lezer, ik ben de stof van mijn boek: er is geen reden waarom je je vrije tijd zou moeten besteden aan zo’n lichtzinnig en ijdel onderwerp. Daarom dus: adieu. van Montaigne, op deze eerste maart 1580.[1]
Vertaler: Jules Grandgagnage[2]
Au Lecteur.
C’Est icy vn liure de bonne foy, lecteur. Il t’aduertit dés l’entrée, que ie ne m’y ſuis proposé aucune fin, que domeſtique & priuée : Ie n’y ay eu nulle conſideration de ton ſeruice, ny de ma gloire : Mes forces ne ſont pas capables d’vn tel deſſein. Ie l’ay voué à la commodité particuliere de mes parens & amis : à ce que m’ayant perdu (ce qu’ils ont à faire bien toſt) ils y puiſſent retrouuer aucuns traits de mes conditions & humeurs, & que par ce moyen ils nourriſſent plus entiere & plus vifue, la connoiſſance qu’ils ont eu de moy. Si c’euſt eſté pour rechercher la faueur du monde : ie me fuſſe mieus paré et me preſanterois en une marche eſtudiee. Ie veus qu’õ m’y voie en ma façõ ſimple, naturelle & ordinaire, ſans contantion & artifice : car c’eſt moy que ie peins. Mes defauts s’y liront au vif. & ma forme naïfue, autant que la reuerence publique me l’a permis. Que ſi i’euſſe eſté entre ces nations qu’on dict viure encore ſous la douce liberté des premieres loix de nature, ie t’aſſeure que ie m’y fuſſe tres-volontiers peint tout entiér, & tout nud. Ainſi, lecteur, ie ſuis moy-meſmes la matiere de mon liure : ce n’eſt pas raiſon que tu employes ton loiſir en vn ſubiect ſi friuole & ſi vain. A Dieu donq, de Montaigne, ce premier de Mars mille cinq cens quattre uins.
- Voetnoten
- ↑ Enkele exemplaren van de editie 1595 vermelden "ce 12 juin 1580", en in de editie van 1588 staat te lezen "ce 12 juin 1588".
- ↑ Website over Montaigne
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.