De rechters zijn bijna in de rechtbank.
|
Ze haasten zich, en dan gaan ze tenslotte naar binnen.
|
In de rechtbank gaat de een zitten,
|
en de andere spreekt met een andere rechter.
|
|
|
Dan ziet de eerste de bewaker.
|
Hij bewaakt de misdadige slaaf,
|
omdat hij zijn meester sloeg.
|
Nu gaat de tweede rechter zitten,
|
want de bewaker brengt de onrechtvaardige.
|
De twee mannen spreken met elkaar.
|
|
|
Eerste: Wat doet de slaaf?
|
Tweede: Het is duidelijk dat hij altijd onrecht doet.
|
Eerste: Ja, want hij is in de rechtbank.
|
Weet je het niet precies?
|
Tweede: Ik weet het niet precies.
|
Maar spreek niet langer,
|
want ik luister naar de aanklacht.
|
Eerste: Bij Zeus, ik ben al stil.
|
|
|
Aanklager: Ik toon de aanklacht.
|