Nederlands/Grammatica/Werkwoorden/Gezegde: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
tekst van "naamwoordelijk gezegde" hier ingevoegd. Kan beter in 1 artikel
Regel 5:
== Soorten gezegden ==
In de traditionele [[grammatica]] worden twee typen gezegde onderscheiden:
 
* een '''werkwoordelijk gezegde''', dat uitsluitend uit werkwoorden bestaat. Dit gezegde kan worden verdeeld in de [[persoonsvorm]] en de zogenaamde '''werkwoordelijke rest''':
===Werkwoordelijk gezegde===
*Een een '''werkwoordelijk gezegde''', datbestaat uitsluitend uit werkwoorden bestaat. Dit gezegde kan worden verdeeld in de [[persoonsvorm]] en de zogenaamde '''werkwoordelijke rest''':
Hij ''heeft'' (persoonsvorm) haar ''willen laten vertrekken'' (werkwoordelijke rest).
:::werkwoordelijk gezegde: ''heeft willen laten vertrekken''
Regel 15 ⟶ 17:
::U ''bent'' (persoonsvorm) op dat veld ballen ''aan het gooien'' (niet-werkwoordelijke rest).
'Aan' is in de zin hierboven een [[voorzetsel]], 'het' is een [[lidwoord]] en 'gooien' is een [[zelfstandig naamwoord]]. 'Gooien' is namelijk een zelfstandig naamwoord, omdat er na een lidwoord altijd een zelfstandig naamwoord volgt. Toch wordt deze niet-werkwoordelijke rest wel bij het werkwoordelijk gezegde gerekend.
 
===Naamwoordelijk gezegde===
 
Een ''naamwoordelijk gezegde'' bevat naast de werkwoordsvorm ook één of enkele [[naamwoord]]en (dit kunnen [[zelfstandig naamwoord|zelfstandige naamwoorden]], [[bijvoeglijk naamwoord|bijvoeglijke naamwoorden]] of [[persoonlijk voornaamwoord|persoonlijke voornaamwoorden]] zijn) bevat, evenals een [[koppelwerkwoord]] en eventueel een of meer [[hulpwerkwoord]]en.
 
Het naamwoordelijk deel van het gezegde wordt vaak ook kortweg "het naamwoordelijk deel" genoemd. Dit zinsdeel beschrijft een eigenschap van het [[onderwerp (zinsdeel)|onderwerp]] of is qua betekenis gelijk aan het onderwerp. Het naamwoordelijk deel van het gezegde wordt altijd met het onderwerp verbonden door middel van een koppelwerkwoord:
 
::Onze bakker ''werd'' na de verkiezingen ''minister van milieu''.
:::naamwoordelijk gezegde: ''werd minister van milieu''.
::Onze slager ''bleef'' maar ''ziek''.
:::naamwoordelijk gezegde: ''bleef ziek''
::Onze bakker ''is'' na de verkiezingen ''minister van milieu geworden''.
:::naamwoordelijk gezegde: ''is minister van milieu geworden''.
::Ik ''ben hem''.
:::naamwoordelijk gezegde: ''ben hem''.
 
In de volgende 2 zinnen zijn zowel het onderwerp als het naamwoordelijk deel cursief weergegeven en is het werkwoord ''zijn'' het koppelwerkwoord:
 
*''Dat boek'' is ''goed''.
 
*''Karel'' is ''mijn buurman''.
 
[[Categorie:Zinsdeel]]
 
 
* de niet-werkwoordelijke rest maakt verder altijd deel uit van het andere type gezegde, het [[naamwoordelijk gezegde]].
 
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.