Onderwijs in relatie tot P2P/Kenniswerker: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 38:
In deze theoretische toelichting wil ik het concept ‘kenniswerker’ in verband brengen met de kenniseconomie. "Kenniseconomie (ook wel informatiemaatschappij) is een vrij abstract begrip uit de economie waarmee wordt bedoeld dat een significant deel van de economische groei in de samenleving voortkomt uit (technische) kennis. Het is een maatschappij waarin de productiefactor kennis een steeds belangrijkere plaats in neemt ten opzichte van arbeid, natuur en kapitaal (de drie traditionele productiefactoren). Dit past binnen de algemene verschuiving van arbeid in de landbouw via industrie naar diensten" (Wikipedia, 2014).
 
Het begrip kenniseconomie is verre van nieuw. Eind jaren '50 werd dit begrip voor het eerst gebruikt door Peter Drucker (van de Klundert, 2007), een Amerikaans schrijver, hoogleraar en consultant op gebied van organisatieleer en management (Wikipedia, 2014). Het ruimtelijk planbureau definieert de kenniseconomie als volgt: "Kenniseconomie is het gebruik van kennis in interactieve relaties tussen markt- en overige partijen bij het voortbrengen en gebruiken van goederen en diensten, vanaf het eerste idee tot en met het gebruik van het eindproduct" (Ruimtelijk planbureau, 2007, p. 18). In de kenniseconomie draait het dus vooral om de productiefactor 'kennis'. "Kennis is te definiëren als het geheel van vaardigheden – aanleg, leergierigheid, creativiteit en volhoudendheid – dat nodig is om problemen te onderkennen en ze op te lossen, onder meer door informatie te verzamelen en te selecteren. Daarbij is het voorbereiden, begeleiden en interpreteren van veranderingen een essentiële karakteristiek" (Ruimtelijk planbureau, 2007, p. 18). Het ontstaan van de kenniseconomie had gevolgen voor de menselijke arbeid. Routinematige arbeid moest immers plaats maken voor kenniswerk. Het kenniswerk wordt gekenmerkt door een dienstverlenend karakter waarbinnen veel hoogopgeleide en aan informatie en communicatie gebonden arbeidskrachten werkzaam zijn.
 
De ontwikkeling van kenniseconomie rust op de diffusie en het gebruik van kennis. Kennisdiffusie is fysieke, interactieve uitwisseling van gerichte, impliciete kennis. De mate waarin een economie kennisdiffusie onder werknemers organiseert, biedt concurrentievoordelen. Om dit te realiseren is er uiteraard samenwerking nodig en dan met name samenwerking tussen kennisinstellingen, overheden en het bedrijfsleven. Ruimtelijke nabijheid speelt nauwelijks een rol, het is vooral essentieel dat er een gemeenschappelijk communicatieraamwerk is. De bedrijven en instellingen die als gemeenschappelijk doel beogen om kennis op te bouwen over een bepaald onderwerp, kunnen dit mogelijk maken via dit raamwerk. Mits mensen dit communicatieraamwerk begrijpen, is deze wetenschappelijke kennis toegankelijk voor iedereen (Ruimtelijk planbureau, 2007).
Het begrip kenniseconomie is verre van nieuw. Eind jaren '50 werd dit begrip voor het eerst gebruikt door Peter Drucker,een Amerikaans schrijver, hoogleraar en consultant op gebied van organisatieleer en management (Wikipedia, 2014.
 
Daarnaast is ook innovatie een kernbegrip van de kenniseconomie. Dit staat voor het produceren, integreren en met succes exploiteren van nieuwigheid op economisch en sociaal gebied (van de Klundert, 2007).
De kenniseconomie is een nieuwe gedaante van de economie die zich manifesteert in Europa en Amerika. De reden hiervoor is dat de loonkost van industriële activiteit veel te hoog is, waardoor deze eenvoudige arbeidsactiviteiten naar de lage-loon landen overgeheveld worden. De kenniseconomie zal zich niet alleen toespitsen op het ontwikkelen van innovatieve producten, maar ook op het verbeteren en optimaliseren van de bestaande arbeidsprocessen. Voor het voortbestaan van onze concurrentiekracht is het essentieel dat men investeert in onderwijs en onderzoek. Vandaar dat men in Europa 2020 als doelstelling heeft vastgelegd om 3% van het EU-BBP te investeren in ''Research & Development'' (Europese Commissie, 2014).
Op basis van verschillende theorieën zijn er drie dimensies te onderscheiden van de kenniseconomie. De eerste dimensie is de ''Research & Development'' (Ruimtelijk planbureau, 2007). Voor het voortbestaan van de concurrentiekracht, en om te streven naar innovatie en economische groei is het namelijk essentieel dat men investeert in onderwijs en onderzoek. Vandaar dat men in Europa 2020 als doelstelling heeft vastgelegd om 3% van het EU-BBP te investeren in Research & Development (Europese Commissie, 2014).
De tweede dimensie is innovatie en de derde dimensie betreft het bestaan van kenniswerkers die het innovatieproces faciliteren (Ruimtelijk planbureau 2007).
 
Het gevolg van het groeiende belang van kennis in de economie is de noodzaak tot levenslang leren. Kennis veroudert zo snel dat voortdurend leren essentieel is. Als bedrijven zich willen handhaven in onze snel evoluerende maatschappij, is het van belang dat ze inzetten op een continu proces van optimalisatie en innovatie. Dit vraagt om medewerkers zoals kenniswerkers die kennis kunnen produceren, evalueren, toepassen en gebruiken in innovatie- en productieprocessen. Het belang van kenniswerkers in organisaties kunnen we situeren op het niveau van de organisatie en de samenleving. Allereerst willen organisaties kenniswerkers aantrekken omdat het concurrentievermogen van de organisatie in grote mate bepaald wordt door de productiviteit en innovativiteit van de kenniswerker. Wil je als organisatie succesvol zijn, moet je dus inzetten op het binnenhalen van de beste kenniswerkers. Voor de samenleving ligt het belang van kenniswerkers in het feit dat ze een positief effect hebben op de productiviteit en innovatiekracht van de economie.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.