Volk, kerk en magie 1500-1700/Magie om dieven te ontmaskeren
13. Magie om dieven te ontmaskeren
Diefstal
bewerkenDe dorpstovenaars en wijze vrouwen deden veel meer dan alleen maar zieken genezen. Zij konden ook geraadpleegd worden om gestolen goederen terug te vinden en de dief aan te wijzen. Ook dit was een vorm van "witte magie" omdat het de bedoeling was om mensen te helpen en niet om ze op enige wijze te benadelen. De cliënt moest van tevoren de dorpstovenaar altijd een lijstje namen geven van de personen die hij van de diefstal verdacht.
Er werden verschillende waarzeggersmethoden gebruikt.
De zeef en de schaar
bewerkenDe punten van een schaar werden door de houten rand van een zeef gestoken. Twee personen moesten dan de schaar met de zeef erop aan de ogen van de schaar omhooghouden. De dorpstovenaar of wijze vrouw riep Petrus en Paulus aan en las de namen van de verdachten op. Bij de naam van de schuldige zou de zeef gaan bewegen of ronddraaien. Iedereen kon deze methode toepassen.[1]
De sleutel en het boek
bewerkenDeze methode werd al in de Middeleeuwen gebruikt en in sommige streken op het platteland nog tot in de negentiende eeuw. Men nam hiervoor meestal de bijbel of een psalmboek, zocht een geschikte passage uit, legde daar (de baard van) de sleutel en sloot het boek zodanig dat 'het oog' van de sleutel eruit stak. Een persoon moest het boek vasthouden en de dorpstovenaar propte briefjes met de namen van de verdachten in het oog van de sleutel. Als de naam van de schuldige op het briefje stond, begon het boek te wiebelen of viel zelfs uit de handen van degene die het vasthield. Iedereen kon deze methode toepassen. Mogelijk moest de verdachte het boek zelf vasthouden en zou hij gaan trillen als hij zijn eigen naam hoorde noemen.
Kleibolletjes in water
bewerkenDe namen van alle verdachten werden op stukjes papier geschreven die in kleiballetjes werden gerold. Daarna werden al deze bolletjes in een bak met water gegooid. Het kleiballetje dat het eerste oploste, openbaarde het briefje met de naam van de schuldige erop. Iedereen kon deze methode toepassen.
Verfijndere technieken
bewerkenDe dorpstovenaars en wijze vrouwen gebruikten vaak verfijndere technieken om een dief aan te wijzen. Ook gingen ze vaak drie dagen vasten en bidden voorafgaande aan de procedure.
- Soms werkten ze met astrologie.
- Anderen werkten met geomantiek: zij interpreteerden een patroon van stippen dat ze in trance op een stuk papier hadden gezet.
- Weer anderen lieten hun cliënt in een spiegel of kristallen bol kijken. Hij zou daarin de gelaatstrekken van de dief zien. Ook werd hiervoor wel de opgewreven duimnagel van een kleine jongen gebruikt of een emmer water. Het was beter als de cliënt niet zelf in de spiegel of de kristallen bol keek maar een maagdelijke jongen of meisje.
- Ook riep men wel eens geesten op, een hulpduivel die verscheen in de gedaante van een duif of een hond of een man met gespleten hoeven. De procedures om geesten op te roepen waren vaak angstaanjagend. Men tekende met krijt cirkels op de grond en schreef daar Latijnse woorden en geheimzinnige tekens in, las psalmen voor, dreef duivels uit enzovoort.
De meeste cliënten namen de uitkomst van deze procedures voor waar aan en gingen meteen bij de als dief aangewezene hun bezittingen opeisen. Wetsdienaren konden op grond van deze procedures de aangewezene arresteren en gevangen zetten. Slechts weinig wantrouwige cliënten wachtten met hun betaling aan de dorpstovenaar of wijze vrouw totdat zij daadwerkelijk hun goederen terug hadden.
Imponeren
bewerkenDe hierboven beschreven rituelen werden uitgevoerd ten overstaan van alle betrokkenen. Men imponeerde de verdachte behoorlijk. Zo werden er bij het uitvoeren van de "heilige bete" bezweringsformules op de kaas geschreven. Bij andere rituelen werd er een groot oog op de muur getekend en wiens ogen daarvan gingen tranen was schuldig. Er werd zelfs beweerd dat de tovenaar de dief op magische wijze kon verlammen zodat hij niet met de gestolen goederen zou kunnen ontsnappen. Er zijn dieven geweest die op grond van deze bewering dermate bang werden, dat ze, in een storm terecht gekomen, meenden dat de tovenaar deze had veroorzaakt om hen te beletten te ontsnappen en alle gestolen goederen teruggaven.
Er was een dermate groot geloof in de werkzaamheid van de procedures van de tovenaar, dat mensen die bestolen waren, soms alleen maar hoefden te dreigen dat ze naar een tovenaar zouden gaan en dan werden de gestolen goederen al stilletjes terugbezorgd.
Dit was allemaal effectief in een samenleving waarin men geloofde dat magie reeël bestond. De beschreven methodes werkten vooral goed in kleine gemeenschappen als dorpen, scholen en kloosters, maar ook wel eens in wat grotere gemeenschappen.
Onschuldigen
bewerkenMaar wat als de beschuldigde in werkelijkheid onschuldig was en toch door de tovenaar als verdachte was aangewezen?
Die onschuldige had er dan alle belang bij dat de ware schuldige opgespoord werd. Hij kon naar een andere tovenaar gaan voor een second opinion en het aanwijzen van een andere verdachte (die de onschuldige in gedachten had). Hij kon zijn aanklager ook zelf een proces aandoen wegens smaad en ook dan werd naar de echte dief gezocht.
Vermiste personen
bewerkenDe hulp van de dorpstovenaar of wijze vrouw werd eveneens ingeroepen bij het zoeken naar vermiste of weggelopen personen. Bijvoorbeeld: een vrouw die bij haar man was weggelopen, ontsnapte gevangenen, weggelopen dienstpersoneel of kinderen.
Sceptici en materialisten
bewerkenOns mogen deze waarzegmethodes heden ten dage vreemd lijken, maar er zat een zeker systeem in:
- Cold reading. De dorpstovenaar of waarzegger begon met de cliënt te ondervragen wie hij allemaal verdacht van de diefstal. Waarschijnlijk probeerde hij te achterhalen wie de cliënt als voornaamste verdachte beschouwde, door tijdens de bijeenkomst suggestieve vragen te stellen en dan scherp op de reacties van de aanklager en zijn metgezellen te letten, die onbewust aanwijzingen gaven als hij op de goede weg was. Op grond van die reacties stelde hij vervolgens zijn vragen bij. Meestal verdacht de cliënt al iemand maar had hij geen bewijzen. De waarzegger bevestigde waarschijnlijk in de regel deze verdenking. Als hij met een heel andere naam aankwam dan wie de cliënt in zijn hoofd had, accepteerde die dat vaak niet: hij vond de waarzegger dan "waardeloos".
- De zeef van de schaar- en zeefmethode kan zijn gaan draaien op het moment dat de naam van de hoofdverdachte werd opgelezen door kleine, onbewuste spierbewegingen als de spanning het grootst werd.
- Het boek met de sleutel erin kan om dezelfde reden zijn gaan trillen.
- De kristallen bol kan de cliënt heel goed hebben getoond wie hij toch al verdacht omdat de cliënt zijn verdenkingen in die bol projecteerde. En als niet de cliënt maar de tovenaar in de kristallen bol keek, begon hij waarschijnlijk ook weer met een heel algemene beschrijving van wat hij "zag" en liet zich dan door de reacties van zijn cliënt leiden om toch weer uit te komen bij wie de cliënt het meest verdacht.
- Het bolletje met klei kon zo rond het briefje met de hoofdverdachte zijn gewikkeld dat het wel als eerste los moest laten.
Er werd echter niet altijd bedrog gepleegd. Niet elke cliënt had al een verdachte in zijn hoofd en niet altijd werd een bestaande verdenking bevestigd. Maar deze waarzegprocedures dankten veel van hun aanzien aan het feit dat ze meestal bestaande verdenkingen bevestigden.
Godsoordelen in de Middeleeuwen
bewerkenNiet alleen de dorpstovenaars maar ook de wereldlijke en kerkelijke overheden beschikten over methodes om misdadigers te ontmaskeren. In de Middeleeuwen werd een verdachte aan godsoordelen onderworpen. De redenatie daarachter was dat God de onschuldige zeker zou helpen om het godsoordeel te doorstaan. En als God hem níet hielp, bleek daaruit zijn schuld.
Er werden in de Middeleeuwen verschillende vormen van godsoordelen toegepast:
- De vuurproef. De verdachte moest een gloeiend stuk ijzer beetpakken of over een roodgloeiende ploeg lopen.
- De verdachte moest zijn handen in kokend water steken.
- De heilige bete. De verdachte moest een stuk gewijd brood en/of kaas opeten zonder zich erin te verslikken.
- De waterproef. De verdachte werd in het water gegooid en wie naar beneden zonk, was onschuldig, wie drijven bleef, was schuldig.
- In een tweekamp moesten twee mensen tegen elkaar vechten. De winnaar had Gods hulp gehad en dus gelijk.
Al in 1215 werden alle godsoordelen door paus Innocentius III verboden. Redenen voor dit verbod waren:
- Godsoordelen waren een vorm van tovenarij.
- Verder daagde de mens God uit met het godsoordeel, want God werd eigenlijk gedwongen om op te treden.
Ondanks dit verbod van de paus:
- Werd de waterproef weer ingevoerd tijdens de heksenprocessen en pas rond 1600 (althans in de Nederlanden) definitief afgeschaft.
- Tussen 1500 en 1700 was het nog steeds zo dat mensen die voor bepaalde misdrijven waren aangeklaagd, in plaats van zich te laten berechten door een juryrechtbank, een gerechtelijk tweegevecht konden aanvragen. Dit werd in Engeland pas in 1819 geheel afgeschaft.
Het zou niet juist zijn de godsoordelen alleen maar als stompzinnig te bestempelen.
- Meestal werd een godsgericht pas toegepast als men al min of meer overtuigd was van de schuld van de verdachte. Het was een soort bijkomend bewijs.
- Omdat iedereen overtuigd was van de onfeilbare werkzaamheid van deze proeven, werkten ze in zekere zin ook.
- Een schuldige "brak" vaak al vóór hij de proef moest doen en bekende.
- Een schuldige die de proef wél durfde te doen, was vaak zó zenuwachtig dat hij faalde. De verdachte werd dan ook behoorlijk geïntimideerd.
- Wie weigerde zich aan de proef te onderwerpen, verklaarde zichzelf schuldig.
- Een onschuldige kon zo'n proef zien als een kans om zichzelf vrij te pleiten en kon daardoor slagen.
Voor de vuurproef en de kokend-waterproef kon niemand slagen, maar voor de heilige bete en de waterproef kon iedereen slagen die het hoofd koel wist te houden. Mogelijk liet men de verdachte een moeilijk of gemakkelijk godsoordeel doen al naar de mate waarin men hem schuldig achtte.
Andere proeven waaraan men verdachten onderwierp waren:
- Een van moord verdachte dwong men om het lijk van zijn slachtoffer aan te raken. Als hij schuldig was, zouden de wonden van zijn slachtoffer weer gaan bloeden. Sommige rechters pasten deze proef in de zestiende en zeventiende eeuw officieel toe. Neoplatonistische geleerden geloofden in de leer van de sympathische magie en vonden het idee wetenschappelijk aanvaardbaar.
- De verdachte moest ook wel eens droog poeder inslikken en als zijn keel dermate droog was (van de zenuwen) dat het poeder bleef steken, was schuldig. Deze proef leek erg op die van de "heilige bete".
- De verdachte moest het onzevader opzeggen of een stuk uit de bijbel. Elke vergissing of hapering werd uitgelegd als het werk van de duivel die het betreffende gebed niet kon waarderen.
- Men liet twee mensen die elkaar van een misdrijf beschuldigden wel eens met gespreide armen staan. Wie dat het langste volhield, had gelijk.
Links
bewerkenNoten
bewerken- ↑ Deze methode is op verschillende manieren beschreven en het wordt niet exact duidelijk hoe hij precies werd uitgevoerd:
1) Neem een schapenschaar, een graanzeef en een psalmboek, steek de schaar vast in den buitenkant van den houten zeefring, zoodat deze aan de punten van de schaar kan blijven hangen. Het psalmboek wordt nu in de zeef gelegd op het naar onderen gewende deel van den rand. Nu steekt ieder zijn duim in een der oogen van de schaar, zoodat de zeef vrij komt te hangen. Dan wordt de naam van een verdachte genoemd onder het uitspreken van een bepaalde formule en hiermee gaat men door, totdat de zeef gaat bewegen.
2) De benen van een grote schaar omklemmen de zijkant van een zeef. Die wordt door twee tegenover elkaar staande personen met een vinger in de hoogte gehouden. De namen van verdachte personen worden genoemd: wanneer bij het vermelden van een bepaalde naam de zeef trilt, beweegt of draait, is deze beschuldigde de echte dief.