Wikijunior:Aardrijkskunde/Bibliotheek
Omdat je aardrijkskunde vanuit heel erg verschrikkelijk veel invalshoeken kan bekijken en het systeem van de Wikibooks misschien overbelast kan raken door al die pagina's die nu al gemaakt zijn, (waar soms heel weinig informatie op staat) lijkt het een goed idee om alle informatie die we nu al met zijn allen in dit boek hebben neergezet in grotere hoofdstukken te zetten. Het aantal hoofdstukken is teruggebracht naar twaalf en alle informatie die ooit in dit boek stond, staat nu hieronder.
Binnenkant van de aarde
bewerkenIn dit hoofdstuk leren we over de binnenkant van onze planeet.
Onze planeet aarde is geen lege bol. Maar wat zit er dan binnen in onze aarde? Om het je te kunnen voorstellen, vergelijken we de aarde met een gekookt eitje.
De aarde als een ei
bewerken
Aan de buitenkant van het ei zit de harde schaal.
Daaronder zit het eiwit en helemaal in het midden zit de eierdooier (het eigeel).
Hoe ziet onze aarde er nu uit?
bewerken- De schaal van het ei is als de buitenkant van de aarde. In het echt is deze laag nog dunner dan de schaal! Het heet aardkorst.
- Het eiwit kan je vergelijken met de mantel.
- Het eigeel in het midden is zoals de kern.
Een plaatje van de binnenkant
bewerkenOp de tekening hieronder zie je nog een deel van de buitenkant van de aarde. De zeeën zijn blauw gekleurd en de werelddelen in het groen.
In de tekening zie je dat er net als bij het ei een stuk uitgesneden is.
De drie grote delen van de binnenzijde van de aarde zijn nog verdeeld in verschillende lagen.
- De kern is geel gekleurd en bestaat uit een binnenkern en buitenkern
- De mantel is oranje gekleurd en bestaat uit een binnenmantel, een overgangszone en een buitenmantel.
- De aardkorst is blauw en groen gekleurd. Hij bestaat uit werelddelen en zeeën.
- 6. aardkorst
- 5. buitenmantel
- 4. overgangszone
- 3. binnenmantel
- 2. buitenkern
- 1. binnenkern
Continenten
bewerkenOnze planeet aarde bestaat voor een groot deel uit water. De rest is land. Het land is verdeeld in 7 grote stukken die we continenten noemen. Zo'n continent (zeg: kon-tie-nent) of werelddeel bestaat uit een heleboel landen.
Kijk goed naar de afbeelding van de ronddraaiende aarde. In het echt draait de aarde dezelfde richting op als op het plaatje. Al het blauwe wat je op het plaatje ziet zijn de oceanen en zeeën van onze planeet. Het land is op sommige plaatsen groen. Daar groeien veel bomen en planten. Andere plaatsen zijn geel. Dat zijn de woestijnen.
We leren nu de namen kennen van de 7 continenten. Op het plaatje heeft elk continent een andere kleur gekregen. We hebben het plaatje van de aarde een beetje moeten uitrekken om alles te kunnen zien. Anders kon je de continenten aan de achterzijde van aardbol niet zien.
- Europa (zeg: Uu-roo-pa)
- Azië (zeg: Aa-zie-je)
- Afrika (zeg: A-frie-ka)
- Oceanië (zeg: Oo-see-jaa-nie-je)
- Noord-Amerika (zeg: Noort-a-mee-rie-ka)
- Zuid-Amerika (zeg: Zuit-a-mee-rie-ka)
- Antarctica (zeg: An-tark-tie-ka)
Kijk heel goed naar de vorm van de verschillende continenten. Kijk ook of ze meer vanboven, in het midden of meer onderaan de wereldbol liggen. De zeeën zijn niet gekleurd.
Ken de continenten
bewerkenAls je alles hierboven goed bestudeerd en geleerd hebt, doen we enkele testjes.
Test 1
bewerkenEerst de gemakkelijkste: geef bij elke kleur de naam van het continent. Zorg dat je het juist kan uitspreken.
- Rood:
- Oranje:
- Geel:
- Roze:
- Lichtgroen:
- Donkergroen:
- Blauw:
Test 2
bewerkenHerken de continenten op de wereldbol:
Dit is ....
Dit is ....
Dit is ....
Dit is ....
Dit is ....
Dit is ....
Dit is ....
Test 3: Astronaut spelen
bewerkenEen astronaut of ruimtereiziger kijkt vanuit zijn ruimteschip naar de planeet aarde. Kan jij op de ronddraaiende planeet de continenten aanwijzen?
Opgelet: Antarctica kan je hier eventjes niet zien omdat het onderste deel van de wereldbol niet zichtbaar is.
Wijs de 6 andere continenten aan. Kijk goed naar de vorm van de werelddelen en of ze bovenaan, in het midden of onderaan de planeet liggen.
Landen
bewerkenIn de wereld zijn er 194 landen. Hier kan je leren hoe ze heten, waar ze precies liggen op de wereldbol, wat de hoofdstad is van het land en hoe de vlag van het land eruit ziet.
De landen zijn ingedeeld per continent. We gaan er vanuit dat je de continenten weet liggen op de wereldbol.
- Wat je vanbuiten moet leren
- in welk werelddeel (continent) een land ligt.
- elk land in Europa op de kaart kunnen aanwijzen.
- de hoofdstad van elk land in Europa kennen.
Europa
bewerkenAtmosfeer
bewerkenWat is lucht?
bewerkenLucht is een mengsel van gassen. 78% van droge lucht bestaat uit stikstof, 21% uit zuurstof, bijna 1% uit het edelgas argon en 0,03% uit koolstofdioxide. Lucht bevat normaal 0,5% tot 4% water. Je hebt lucht nodig om te leven. Telkens als je inademt haal je verse lucht binnen. Als je uitademt verdwijnt de lucht weer. Vooral de zuurstof in de lucht heeft je lichaam nodig.
De Celsiusschaal
bewerkenAls je iets wil vertellen over het weer, kun je ruwweg zeggen dat het koud of warm is, maar dat zegt zo goed als niks over de temperatuur. De temperatuur wordt meestal in een getal uitgedrukt. Dat getal is gebaseerd op een bepaalde schaal. In Nederland zeggen wij meestal graden Celsius. Dat is de Celsiusschaal.
Luchtdruk
bewerkenDe luchtdruk kan je zien als de kracht die de lucht op je lichaam uitoefent. De luchtdruk op aarde verandert voortdurend een beetje. Dat wordt altijd in het weerbericht verteld.
De luchtdruk komt door het gewicht van de lucht. De lucht die in de dampkring zit, rust op de aarde. Zelfs de lucht heeft een gewicht. Door de zwaartekracht wordt de lucht aangetrokken. De luchtdruk is die druk van het gewicht van de totale kolom lucht op een stukje aarde van 1 bij 1 meter uitoefent.
Als je een ballon opblaast, neemt de luchtdruk daarin toe. Als de luchtdruk buiten de ballon hoger wordt, zal het ballonnetje iets gaan krimpen. Eenvoudige luchtdrukmeters werken met een soort ballonnetje van metaal. Maar de luchtdruk verandert zo langzaam dat je het meestal niet ziet aan een ballon.
De luchtdruk wordt in hectopascal (hPa) uitgedrukt, maar vaker en ouderwets nog in atmosfeer. Vlak boven de grond is de luchtdruk het hoogst. Hoe hoger je komt, hoe lager de druk is. Er zijn dan ook minder luchtmoleculen, en daardoor is het hoog in de bergen moeilijker om goed te ademen.
De luchtdruk is niet overal op aarde hetzelfde. Dat komt door de zon. Als de zon schijnt warmt de lucht op, en stijgt deze omhoog. Dan komt er onderaan een lagere zon. Daar is dan een lagere luchtdruk. Dan gaat de lucht van andere plekken daarheen stromen. Daardoor ontstaat dan weer wind.
Wind wordt veroorzaakt door een luchtdrukverschil op aarde.
Temperatuur
bewerkenDe lucht heeft een temperatuur. Warme lucht is bijvoorbeeld 25 graden in de zomer. In de winter als het -10 graden is vriest het.
Luchtvochtigheid
bewerkenDe lucht heeft ook een luchtvochtigheid. Dat is de hoeveelheid waterdamp in de lucht. Als er teveel water in de lucht zit, gaat die waterdamp condenseren, er worden kleine druppeltjes, dat noemen we mist. Of in de badkamer zie je het stomen. Als je dat ziet is de luchtvochtigheid 100%. Meer waterdamp kan de lucht niet opnemen. In jouw eigen longen is de luchtvochtigheid ook 100%. Dat kan je goed zien als je op een koude dag uitademt. Dan komt er een wolkje mist uit je mond.
In een woestijn is de luchtvochtigheid heel laag. Daar kan het in de buurt van de 0% komen. Maar in Nederland en België is de luchtvochtigheid meestal tussen de 20% en 60%.
Luchtsoorten
bewerkenSoms heeft een grote hoeveelheid lucht dezelfde vochtigheid en temperatuur. Dan noem je het een luchtsoort. De luchtsoort moet wel een horizontaal gebied van 1000 kilometer beslaan. De hoogte van zo'n gebied kan variëren van 100 meter tot de totale troposfeer. De lucht in zo'n gebied is 3 tot 9 dagen in een zogeheten brongebied geweest. In die dagen kreeg de lucht zijn eigenschappen. Het brongebied ligt altijd compleet boven land of boven zee. Bovendien is het altijd vlak. Woestijnen zijn goede brongebieden. Bovendien moet zo'n gebied bijna windstil zijn, omdat de lucht er een langere periode moet blijven. Als de lucht het brongebied verlaat, kunnen de eigenschappen van de lucht langzaam, maar zeker veranderen. Uiteindelijk kan deze helemaal verdwijnen.
Luchtsoorten die zijn eigenschappen boven zee hebben gekregen, zijn vochtiger dan luchtsoorten die boven land gevormd zijn. Er zijn vier verschillende basissoorten lucht:
- Equatoriale lucht. Dit heeft een gemiddelde temperatuur tussen 25 en 30°C en is zeer vochtig.
- Tropische lucht. Deze soort wordt ook weer in twee verschillende groepen verdeeld. Maritieme tropische lucht is heel vochtig en heeft een temperatuur van ongeveer 25°C. De tweede groep is continentale tropische lucht. Deze lucht is erg droog en heet: de temperatuur kan oplopen tot 50°C! Erg heet dus.
- Polaire lucht. Ook deze soort lucht kun je weer in twee soorten verdelen: maritieme polaire lucht is altijd vochtig. Deze lucht is tamelijk warm in de winter en koel in de zomer. Continentale polaire lucht is droog en koud in de winter en de temperatuur kan dalen tot maar liefst 50 graden onder 0. In de zomer is de continentale polaire lucht warm. Ook nog steeds erg droog.
- Arctische lucht. Dit is de laatste luchtsoort. Deze luchtsoort is koud. Toch is er een verschil tussen tussen maritieme en continentale lucht: namelijk dat maritieme lucht in de winter minder koud is als continentale lucht.
Soms komen er twee verschillende soorten lucht tegen elkaar aan te liggen. Dan ontstaat er een front. Dat moet je niet voorstellen als een lijn, het is een gebied van minstens 10 kilometer breed. Daar zal de koude lucht altijd naar beneden zakken, omdat koude lucht zwaarder is dan warme. Als de koude lucht vanaf een meetpunt het verste weg is, wordt het front een koufront genoemd. Maar als de warme lucht het verste weg is, wordt het een warmtefront genoemd. In een front verandert het weer heel snel. De windrichting en de windsnelheid is verschillend in de verschillende luchtsoorten, maar ook de temperatuur en de vochtigheidsgraad. In een front regent het vaak, omdat de warme lucht opstijgt en dan afkoelt. Dan kan de lucht niet meer zoveel water houden en dan valt het als regen naar beneden.
Luchtspiegelingen
bewerkenMisschien ben je weleens in de woestijn geweest. Dan zie je in de verte een oase en dan wil je er wat drinken. Je rent erop af en weg oase! Het is een FATA MORGANA, een luchtspiegeling. Hoe werkt dat: door de hitte gaat de lucht trillen. Soms werkt dat als een soort spiegel. Iets wat zich achter de horizon bevindt wordt dan weerspiegeld. Dan lijkt het alsof het heel dichtbij is... maar schijn bedriegt!
De atmosfeer
bewerkenDe atmosfeer is een laag lucht om de aarde. Dat woord is uit de Griekse woorden 'atmos' (damp) en 'sphaira' (sfeer) samengesteld.
Als je naar een satellietfoto kijkt, zul je zien dat de atmosfeer dun is, vergeleken met de aarde. De atmosfeer is een paar duizend kilometer dik. Hoe hoger je komt, hoe minder lucht.
Ook zul je zien, dat de atmosfeer blauw van kleur is. Dat komt door de breking van het zonlicht. Daarom is de lucht blauw.
Troposfeer
bewerkenDe meeste lucht van de aarde zit in de troposfeer. De troposfeer is de onderste laag van de dampkring, die ongeveer 10 kilometer dik is. Hij wordt ook wel de weersfeer genoemd, omdat het weer ontstaan in de troposfeer.
De troposfeer is de enige luchtlaag waarin op natuurlijke wijze leven voorkomt. Dus alles wat leeft, moet het hebben van de onderste luchtlagen van de dampkring.
Stratosfeer
bewerkenBoven de troposfeer is de stratosfeer. De stratosfeer is een stuk kouder dan de troposfeer. Het is daar al gauw zestig graden onder nul.
Op ongeveer 25 kilometer hoogte is de ozonlaag. Het ozon wat daarboven zit, zorgt ervoor dat de gevaarlijke stralingen van de zon ons niet kunnen bereiken.
Mesosfeer
bewerkenDe mesosfeer bevindt zich tussen 50 en 80 kilometer boven het aardoppervlak. Het is daar al gauw honderd graden onder nul. BRRRRR! Van de mesosfeer is heel erg weinig bekend. we kunnen er niet iets onderzoeken. Voor luchtballonnen is het net te hoog en voor raketten en voor satellieten te laag. we zullen misschien zullen we hier nooit iets nuttigs over komen te weten.
Ionensfeer
bewerkenTussen 80 en 400 kilometer hoogte is de ionensfeer. Misschien heb je weleens op televisie poollicht gezien. Dat wordt in de ionensfeer gevormd. Bovendien verbranden hier meteoren tot vallende sterren en worden er radiogolven naar de aarde gekaatst.
Exosfeer
bewerkenHier is bijna geen lucht meer. Het is ook de buitenste laag van de atmosfeer rond de aarde en de luchtdruk is nog maar een miljardste van die op de aarde.
Luchtverontreiniging
bewerkenLuchtverontreiniging zijn vreemde stoffen in de lucht. Ze kunnen slecht zijn voor de gezondheid van mensen, dieren en planten. Belangrijke luchtverontreinigende stoffen zijn zwaveloxiden, stikstofoxiden en fijnstof.
Wind
bewerkenInleiding
bewerkenWind is bewegende lucht. De beweging is het gevolg van een luchtdrukverschil op aarde. (lees daarover in het hoofdstuk lucht) De windrichting en de windkracht veranderen de hele tijd. Soms waait de wind zo hard, dat er dingen worden verwoest. Bomen worden uit de grond gerukt en de daken vliegen van de huizen. Als het zo hard waait, noem je dat een tornado. Gelukkig hebben wij die in Nederland en België nooit. Maar soms is er wel eens een hele harde storm dat bomen omwaaien.
Schaal van Beaufort
bewerkenDe windkracht wordt met een nummer weergegeven. Dat noem je een Beaufortnummer. Het nummer geeft aan hoe sterk de wind is. Bij elk nummer hoort ook een naam. Bijvoorbeeld 9 Beaufort is een storm.
kracht | benaming KNMI | benaming zeevaart | gemiddelde snelheid over 10 minuten (km/h) | uitwerking boven land en bij mens | uitwerking boven zee |
---|---|---|---|---|---|
0 | stil | windstil | 0-1 | rook stijgt recht of bijna recht omhoog | spiegelglad |
1 | zwak | flauw en stil | 1-5 | windrichting goed af te leiden uit rookpluimen | kleine golfjes, geschubd oppervlak |
2 | zwak | flauwe koelte | 6-11 | wind voelbaar in gezicht, weerhanen tonen nu juiste richting, blad ritselt | kleine, korte golven |
3 | matig | lichte koelte | 12-19 | opwaaiend stof, vlaggen wapperen, spinnen lopen niet meer | kleine golven, breken, schuimkopjes |
4 | matig | matige koelte | 20-28 | papier waait op, haar raakt verward, geen last van muggen meer | golven iets langer, veel schuimkoppen |
5 | vrij krachtig | frisse bries | 29-38 | bladeren van bomen ruisen, gekuifde golven op meren en kanalen, vuilcontainers waaien om | matige golven, overal schuimkoppen, af en toe opwaaiend schuim |
6 | krachtig | stijve bries | 39-49 | problemen met paraplu's en hoeden waaien af | grotere golven, schuimplekken, vrij veel opwaaiend schuim |
7 | hard | harde wind | 50-61 | het is lastig tegen de wind in te lopen of te fietsen | golven worden hoger, beginnende schuimstrepen |
8 | stormachtig | 62-74 | twijgen breken van bomen, voortbewegen zeer moeilijk | matig hoge golven, schuimstrepen | |
9 | storm | 75-88 | schoorsteenkappen en dakpannen waaien weg, kinderen waaien om, takken breken af, alleen zwaluwen en eenden vliegen nog | hoge golven, rollers, zicht wordt slechter door schuimvlagen | |
10 | zware storm | 89-102 | grote schade aan gebouwen, volwassenen waaien om, bomen raken ontworteld, vogels blijven aan de grond | zeer hoge golven, zee wordt wit van het schuim, overslaande rollers, verminderd zicht | |
11 | zeer zware storm | 103-117 | grote schade aan bossen | extreem hoge golven, zee geheel bedekt met schuim, sterk verminderd zicht | |
12 | orkaan | >117 | verwoestingen | lucht is vol met verwaaid water en schuim, zee volkomen wit, vrijwel geen zicht meer |
Windmolens
bewerkenOude molens
bewerkenMolens werken op wind. In Nederland staan heel veel oude molens, en in Vlaanderen ook wel een aantal. Er zijn bijvoorbeeld molens waarmee water wordt weggepompt. Verder zijn er nog molens die gebruikt werden om graan te malen of hout te zagen.
Een windmolen werkt zo:
Allereerst vangen wieken de wind op. De wieken zitten vast aan het bovenste draaipunt van de molen. Dat wordt een as genoemd. Om deze as is het bovenwiel aangebracht. Die draait met de as mee en overbrengt de beweging van de koningsspil. Dat is een lange, verticale balk die bij een kolenmolen de maalstenen aandrijft en bij een poldermolen het scheprad of de vijzel. Zo wordt het water opgepompt.
Er zijn ook watermolens, vooral in België, maar daar hebben we het nu niet over. Watermolens worden behandeld in het hoofdstuk over energie.
Moderne windmolens
bewerkenEr zijn ook witte, hoge molens. Er komen er steeds meer van. Zo’n molen noem je een windturbine. Die worden gebruikt om elektriciteit op te wekken. De wind laat de wieken draaien. Doordat de wieken draaien, gaat er ook een as draaien. Die staat dan weer in verbinding met een dynamo, net zoals op je fiets, die elektriciteit maakt. Voor meer informatie over dynamo's, die met een moeilijk woord generatoren worden genoemd, lees het hoofdstuk over elektriciteit.
Jouw eigen molen
bewerkenZelf kun je ook een molen maken.
Weer
bewerkenWolken
bewerkenIedereen heeft wel eens wolken gezien. Ze kunnen wit en grijs zijn. Maar waar bestaan deze wollige dingen uit?
Wolken bestaan uit waterdruppeltjes en ijskristalletjes. Ze ontstaan vooral door opstijgende lucht.
Je kunt wolken in vier typen verdelen:
- Lage bewolking
- Middelbare bewolking
- Hoge bewolking
- Cumuliforme bewolking
Lage bewolking
bewerkenJe spreekt van lage bewolking als de wolken tussen de 0 en 2000 m boven de aarde zweven. Mist is ook laaghangende bewolking die tot de grond reikt.
Middelbare bewolking
bewerkenWolken halverwege de troposfeer, tussen 2000 en 5500 meter worden middelbare wolken genoemd.
Hoge bewolking
bewerkenWolken die boven een hoogte van 5500 meter voorkomen, bestaan meestal helemaal uit ijskristallen. Ze lijken heel langzaam te bewegen of zelfs stil te staan, maar door de grote hoogte geeft dat een vertekend beeld: in werkelijkheid gaan ze snel, soms meer dan 100 km/uur. Veel van deze wolken hebben een draderige, harige of veerachtige vorm.
Cumuliforme bewolking
bewerkenCumuliforme bewolking is bewolking die zich niets aantrekt van de andere drie typen wolken. Er zijn wolken die op 80 km hoogte voorkomen. Dat zijn cumuliforme wolken.
Eigen bewolking
bewerkenKijk uit: deze proef is gevaarlijk. Doe hem dus met je ouders erbij!
Neerslag
bewerkenAls er water neervalt in de vorm van water, ijs of sneeuw, spreek je van neerslag. Meestal komt het uit wolken.
Regen
bewerkenRegen ontstaat als er zo veel waterdruppels in de wolk zitten, dat ze tegen elkaar botsen en zo groter worden. Hoe groter de waterdruppel, hoe sneller hij zakt (van 1cm/uur tot 10m/s). Hoewel de lucht in de wolk opstijgt, zal na veel botsingen de groeiende waterdruppel uiteindelijk naar beneden vallen. Tijdens het vallen groeit de druppel door botsingen sterk, maar verliest hij ook water (droogblazen) en alleen de grote druppels halen de grond. In warme landen zie je soms hoge wolken met een regensliert die in de droge lucht onder de wolk snel weer verdampt en nooit de grond raakt. Soms is het in de tropen zo warm en vochtig onder de regenende wolk, dat opstijgend vocht de wolk weer aanvult en deze blijft regenen. Dit kan alleen als de temperatuurverdeling in de lucht gunstig is.
Als het hard regent, kunnen er soms enorme regenplassen ontstaan. Soms kan het gebeuren, dat als je door zo'n plas rijdt met je auto, dat de motor afslaat. Ook kan dat het zicht verminderen en dat zorgt voor gevaar in het verkeer.
IJzel
bewerkenIJzel is regen die bevroren is op de grond of op voorwerpen bij het aardoppervlak. langst te handhaven.
De neerslag valt dan in de vorm van regen uit de zachte lucht, maar de druppels koelen onderweg in de koude lucht weer af. Zodra de regen de koude grond of voorwerpen daarop bereikt, bevriezen de druppels. Het ijs dat zo ontstaat, noemen we ijzel. Bevriest de regen al eerder, dan spreekt men van ijsregen. Het resultaat is hetzelfde: ook ijsregen kan aan de grond vastvriezen en een ijslaagje vormen. IJsregen kan ook als "ronde knikkertjes" (hagel) op de bodem vallen en wegrollen. Ook kan het, als het op takken komt, ijspegels veroorzaken.
Door ijzel kunnen de wegen heel glad worden en dat is heel gevaarlijk voor het verkeer.
Hagel
bewerkenHagel ontstaat wanneer kleine ijs- en sneeuwkristallen terechtkomen in luchtlagen met grote onderkoelde waterdruppels. Het bovenste deel van een buienwolk, waar het meer dan 20 °C vriest, bevat ijskristallen, terwijl het onderste deel, met temperaturen tussen -10 en -20 °C, onderkoelde druppels bevat. Dalende en stijgende luchtbewegingen in de wolk jagen ijsdeeltjes door niveaus met veel onderkoeld water. Zo komt ze in botsingen met andere onderkoelde druppels en ijs. De onderkoelde druppels zetten zich af op de ijskristallen, die groeien en ten slotte als hagel uit de wolk vallen.
Als het hagelt, valt er meestal veel hagel tegelijk naar beneden. Daardoor wordt je zicht flink verminderd en kan het gevaar opleveren voor het verkeer.
Mist
bewerkenMist kan ontstaan door afkoeling rond zonsondergang of vaak pas tegen zonsopkomst en vormt zich het eerst boven een weiland waarschijnlijk in de buurt van een sloot waar de lucht vochtig is. De eerste mist zien we dus meestal langs de weg en mistbanken die de weg opdrijven lossen daar in eerste instantie op door luchtbeweging en warmte van het verkeer. De mistvrije "tunnel" kan op sommige weggedeelten een tijdje standhouden, maar op andere plaatsen hangen de mistbanken meteen over de weg. Vooral zo'n situatie, met grote verschillen in zicht, is gevaarlijk voor verkeer dat pas in de mist snelheid mindert.
De meeste misten verdwijnen in de loop van de dag, maar sommige vallei misten kunnen dagen duren.
Doordat mist het zicht vermindert, kan het heel erg gevaarlijk zijn voor het verkeer.
Sneeuw
bewerkenWanneer de temperatuur plotseling onder het vriespunt daalt, veranderen de piepkleine waterdruppels van de wolken in hele fijne ijsnaaldjes. Op weg naar beneden blijven deze naaldjes kleven aan stofdeeltjes (zandkorrels, rook- of asdeeltjes) die in de lucht zweven. Hierdoor vormen zich kristallen, sneeuwsterren. Deze sterren kunnen allerlei vormen hebben, maar ze zijn altijd zespuntig.
Wanneer het waait, klitten de sneeuwsterren, op hun weg naar de aarde, samen en vormen een vlok. Zo'n vlok bestaat uit wat ijs en heel veel lucht tussen de ijsnaaldjes. Zie het als een kussen vol veren met lucht ertussen. Vlokken zijn onregelmatig, klein of groot, maar wanneer het windstil is, dwarrelen ze één voor één naar beneden.
Sneeuw kan gladde wegen veroorzaken en daardoor gevaarlijk zijn voor het verkeer.
Weerman spelen
bewerkenIn deze paragraaf ga je weerman (of weervrouw natuurlijk) spelen. Zolang je deze proef doet, kun je een beetje het weer voorspellen. Gaat de zon schijnen of blijft het regenen? Word jij de nieuwe Erwin Kroll of Marjon de Hond? Veel plezier!
Aardbeving
bewerkenDe aarde bestaat werkelijk uit verschillende platen die over elkaar schuiven. Hierdoor bewegen de continenten ook! Als twee van deze platen tegen elkaar botsen dan gaan ze heel hevig trillen. Dit is wat wij ervaren als een aardbeving!
Aardbevingen worden gemeten met de schaal van Richter.
Sommige gebieden op de aardbol zijn veel gevoeliger voor aardbevingen dan andere. Hier in België en Nederland bijvoorbeeld hebben we nooit zware aardbevingen, maar rond de San Andreas breuklijn rond Californië in Amerika zijn aardbevingen veel minder zeldzaam!
Tsunami
bewerkenEen tsunami is een reusachtige watergolf (uit de zee) die met een enorme kracht het land overspoelt.
Tsunami's kunnen een zeer verwoestend effect hebben, denk maar aan de tsunami die Zuid-Oost Azië trof enkele jaren geleden!
Tsunami's kunnen verschillende oorzaken hebben. De tsunami die Zuid-Oost Azië trof werd veroorzaakt door een sterke zeebeving. Deze zeebeving deed het water trillen en deed bepaalde stromen ontstaan waardoor de krachtige vloedgolf ontstond.
oorzaken
bewerkenAls veel water in korte tijd word verplaatst kan een tsunami ontstaan. Deze vloedgolven kunnen veroorzaakt worden door een zeebeving, een aardbeving in zee, door een meteoriet, of door een vulkaan die uitbarst onder zee of dicht bij zee, vooral als er dan veel gesteente in zee schuift. Als er een gletsjer of ijsberg plotseling ineen valt kan ook een vloedgolf ontstaan. Ook kan het zijn dat er grote stukken land of gebergte het water invallen. Hierdoor ontstaan vaak kleinere tsunami’s omdat er minder water word verplaatst. De meeste tsunami’s komen voor rond de Grote Oceaan, omdat langs de randen daarvan de meeste aardbevingen plaatsvinden.