Zeeuws/Grammatica
Behalve in de klanken verschillen dialecten ook van de standaardtaal in de grammatica. Dat geldt vrij sterk voor de "Nederlandse" dialecten. De verschillen gaan bepaald verder dan een paar "taalfouten", en hoewel het Zeeuws hierin nog niet zoveel afwijkt als oostelijke dialecten als het Limburgs en het Twents, kent het toch een aantal grammaticale eigenaardigheden die in het Standaardnederlands volkomen onbekend zijn. Behalve afwijkende werkwoordsvormen en meervouden gaat het hier onder meer om voegwoordvervoeging. De verschillen tussen de Zeeuwse en Standaardnederlandse grammatica zijn geraffineerd en het is erg lastig om er de vinger achter te krijgen. In dit hoofdstuk wordt hiertoe een poging gedaan.
Naamwoorden
bewerkenWoordgeslacht
bewerkenHet Zeeuws kent nog drie woordgeslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Hoewel het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk niet zo nadrukkelijk aanwezig is als in sommige andere dialecten is het zeker van belang.
Lidwoorden
bewerkenHet woordgeslacht speelt een rol bij het bepaald lidwoord. Voor mannelijke woorden is dat de of d'n, voor vrouwelijke woorden is dat de, voor onzijdige woorden is dat 't, voor het meervoud de. Wanneer komt er bij mannelijke woorden d'n te staan? Dat hangt af van het woord dat erop volgt. Als dat woord met een klinker, een b, een d, een t of een h (alleen op Goeree-Overflakkee, uiteraard) begint krijgen we d'n, in andere gevallen in principe de. Soms treedt er ook wel d'n op voor andere letters, en soms blijft de n achterwege waar we haar wel zouden verwachten, maar over het algemeen volgen de sprekers deze regels. Bij vrouwelijke en meervoudige woorden verdwijnt de e uit de als er een klinker op volgt (althans in de uitspraak; op schrift blijft ze vaak staan). Voorbeelden:
- de man
- d'n boer
- d'n diek
- d'n aerend
- de vrouwe
- d' 'ellienge
- 't kaolf
- de kinders
- d' ouwers
Het onbepaald lidwoord is altijd 'n (of een in de Schriefwiezer; net als in het Standaardnederlands wordt de ee hier niet uitgesproken) en wordt, in tegenstelling tot het omringende Vlaams en Brabants, niet naar geslacht verbogen.
- 'n man
- 'n vrouwe
- 'n kaolf
Bijvoegelijke naamwoorden
bewerkenDe bijvoegelijke naamwoorden worden verbogen als in het Nederlands, met één kleine wijziging: de uitgang voor mannelijke woorden kan ook -en zijn. Hiervoor gelden dezelfde regels als bij het mannelijk lidwoord: de -n verschijnt voor een b, d, (h,) t of klinker (en soms ook wel bij andere letters).
- D'n ouwe man
- D'n dikken boer
- D' ouwe vrouwe
- De dikke boerinne
Geslachtsregels; afwijkingen t.o.v. de standaardtaal
bewerkenWanneer is een Zeeuws woord nu mannelijk, wanneer vrouwelijk en wanneer onzijdig. Om te beginnen zijn woorden die in het Nederlands onzijdig zijn dat in het Zeeuws meestal ook. Er zijn een paar uitzonderingen: de slik en de pad zijn mannelijk, de touwe is vrouwelijk. Soms is er betekenisverschil: 't boek slaat op een willekeurig boek, d'n Boek is de Bijbel.
Vrouwelijke woorden zijn zeer overwegend woorden die op een -e eindigen, en omgekeerd, verreweg de meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk. Een eigenaardigheid van het Zeeuws is dat de -e aan het eind van een woord behouden is gebleven, terwijl die in het Standaardnederlands verdwenen is. Deze slot-e is een van de dingen die het Zeeuws zo'n ouderwetse streektaal maakt. Een kleine greep uit het grote aantal woorden op -e: beuze ("beurs"), blinde ("luik"), brugge, doôze, 'eule ("lage brug") keuze ("keurs[lijf]", "bovenrok"), meêuwe, pupe ("pijp"), schieve, schuve ("la"), spinde ("grote kast"), verve en alle woorden op -inne (boerinne, vriendinne) en -ienge/-ege (stellienge/stellege, verkerienge/verkerege). Er zijn een paar woorden op -e die niet vrouwelijk zijn: 'aene ("haan") en zeune ("zoon") zijn (uiteraard) mannelijk, bedde en 'aerte ("hart") zijn onzijdig.
Hou ook rekening met een woord als vaerke "varken", dat in veel dialecten wel op een -e eindigt, maar waar de oorspronkelijke eind-n nog wel wordt aangevoeld. Zulke woorden horen niet bij de -e klasse; dit is van belang bij de vorming van het meervoud.
Meervoudsvorming
bewerkenEen Zeeuws meervoud wordt in de regel op -en gevormd. Anders dan gebruikelijk in het Standaardnederlands wordt de n altijd uitgesproken.
- diek - dieken
- schaep - schaepen
Een woord uit de e-klasse (zie boven) krijgt een -n in het meervoud.
- 'eule - 'eulen
- pupe - pupen
Woorden die eindigen op -el, -em, -er of -aer krijgen consequent een -s in het meervoud. Het Standaardnederlands laat in zulke gevallen vaak twee mogelijkheden toe, het Zeeuws absoluut niet.
- appel - appels
- braezem - braezems
- bakker - bakkers
- leêraer - leêraers
Onregelmatige meervouden
bewerkenDe meeste woorden die in het Standaardnederlands -eren krijgen hebben in het Zeeuws -ers.
- ei - eiers
- kind - kinders
Kind heeft trouwens twee meervouden. Het gewone meervoud kinders slaat op kinderen in het algemeen, het bijzondere meervoud guus betekent "de kinderen van één gezin".
- Nae acht ure vin je gin kinders meêr op straete.
- Fleeweke ("vorige week") bin me mee de guus nae 't strand gewist.
Het meervoud op -ers komt één keer bij een mannelijk woord voor:
- vent - venters
Vent is trouwens het normale woord voor man; dit komt in de orde in het volgende hoofdstuk. Met venters kan natuurlijk ook "straatverkopers" bedoeld worden, maar negentien van de twintig keer zal een spreker van het Zeeuws het dan toch over "mannen" hebben.
Zoëven werd er al aan gerefereerd: bij woorden die in het Standaardnederlands op -en eindigen maar in de meeste Zeeuwse dialecten op -e, voelt een Zeeuw de n nog wel aan. Daarom krijgen zulke woorden in principe een meervoud op -ens:
- verke - verkens
Andere onregelmatige meervouden:
- paerd - paeren
- zeune - zeuns (het regelmatige zeunen komt ook voor)
Gelijk is het enkelvoud en meervoud is:
- juun - juun ("ui(en)")
Voor de rest kent het Zeeuws ook de "sterke" meervoudsvormen die in het Standaardnederlands voorkomen:
- bad - baeden
etc.
Verkleinwoorden
bewerkenDe verkleinwoorden worden precies zoals in het Standaardnederlands gevormd. Het Zeeuws is daarmee de enige streektaal die dat doet! Hollandse verkleinwoorden op -ie en zuidelijke op -ke komen (Zeeuws-Vlaanderen uitgezonderd) niet voor.
De derde naamval
bewerkenIn het Zeeuws is de datief of derde naamval in een aantal staande uitdrukking bewaard gebleven. Het gaat vooral om uitdrukkingen met een onzijdig woord. Het lidwoord voor de derde naamval is d'n of de, de uitgang voor het bijvoegelijk naamwoord is -e of -e(n). Hiervoor gelden dezelfde regels als bij mannelijke woorden: een -n als het volgende woord met een b, d, (h,) t of klinker begint, anders niet. Het zelfstandig naamwoord krijgt een -e als het uit één lettergreep bestaat. Enkele veelvoorkomende voorbeelden:
- 't 'uus ("het huis") - in d'n 'uze
- 't midden - in de midden
- 't duuster - in d'n duuster
Voornaamwoorden
bewerkenpersoonlijke en bezittelijke
bewerkenVeel persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in het Zeeuws wijken nogal af van de Standaardnederlandse woorden. Er zijn ook aanzienlijke regionale verschillen.
pers. | onderwerpsvorm | voorwerpsvorm | bezittelijk | |||
beklemtoond | onbeklemtoond | beklemtoond | onbeklemtoond | beklemtoond | onbeklemtoond | |
1 ev. | ik(ke) | 'k | mien | me, m'n | mien | m'n |
2 | jie | je | joe | je | joe(n) | je |
3 m. | 'ie | 'n | 'im | 'm, z'n | zien | z'n |
3 v. | zie, eur | ze | eur | d'r | eur | d'r |
1 mv. | oôns, wulder | me | oôns, wulder | ons | oôns/-ze, wulder | ons |
2 | julder | julder | julder | |||
3 | ulder | ulder | ulder |
Werkwoorden
bewerkenTegenwoordige tijd
bewerkenSommige werkwoorden die in het Standaardnederlands zwak worden vervoegd, kennen in het Zeeuws een sterke vervoeging. Bijv. spoog (spuugde) en gevroge (gevraagd).