In dit hoofdstuk worden twee dingen behandeld: de klankinventaris van het Zeeuws en algemene klankwetten tussen het Nederlands en het Zeeuws. Zo leert u voorspellen wat de overeenkomende vorm van een Nederlands woord is in het Zeeuws. Een waarschuwing vooraf: geen van al deze klankwetten is absoluut. Er zijn altijd wel uitzonderingen op de regel. Ook op een aantal belangrijke uitzonderingen gaan we hier in.

Ook leert u hier en passant de Zeeuwse spelling. In feite zijn er legio spellingssystemen; de meeste dialectschrijvers houden er hun eigen spelling op na. De hier gebruikte spelling is gebaseerd op de Schriefwieze(r) van het blad Noe, met een paar kleine wijzigingen.

Klinkers bewerken

Bij verwante talen en dialecten verschillen de klinkers in de regel meer van elkaar dan de medeklinkers. Daarom zijn er tussen het Zeeuws en het Standaardnederlands op dit gebied aanzienlijke verschillen.

de ie en de ij/ei bewerken

Een woord met in het Nederlands een lange ij heeft in het Zeeuws meestal een ie: diek "dijk", ies "ijs", tied "tijd". Deze klank klinkt juist zo als de ie in 'Piet'.

In sommige gevallen komt de Nederlandse ij in het Zeeuws ook als een ij terug. Als dat het geval is, wil dat zeggen dat het woord uit het Standaardnederlands geleend is. Voorbeeld: strijd.

Als er in het Nederlands een ei staat, komt er in het Zeeuws geen ie maar ook een ei. De lange ij en de korte ei zijn vanouds twee verschillende klanken en in het Zeeuws is dat zo gebleven. De Zeeuwse ei (en ij) klinkt soms een beetje anders, als [æi], dat wil zeggen tussen de ei en de aai in. Dat verschil schrijven we niet uit.

Woorden met in het Nederlands een ie hebben in het Zeeuws ook een ie. Vanouds is deze ie wat langer; men maakt(e) dus verschil tussen biete(n) "bijten" en bie:ten "bieten". Dat verschil is tegenwoordig grotendeels verdwenen.

Zie hieronder voor uitzonderingen

de uu en de ui bewerken

Woorden met in het Nederlands een ui hebben in het Zeeuws meestal een uu: buten "buiten", muus "muis" uut "uit". Woorden die ooit uit het Nederlands geleend zijn kunnen in het Zeeuws wel een ui hebben.

Een Zeeuws woord met een ui dat in het Standaardnederlands niet voorkomt is stuitje, met de betekenis "tijdje": 'n Stuitje gelee eit 'n mien daerover verteld ("Een tijdje geleden heeft hij mij daarover verteld"). Stuutje bestaat ook, maar dit betekent weer gewoon "stuitje" (in de anatomische betekenis).

de a bewerken

De Nederlandse a klinkt in het Zeeuws meestal hetzelfde, maar voor een r verandert ze in een gerekte è-klank [ε:], die men als ae schrijft (zie hier onmiddellijk onder). Voorbeeld: aerm "arm".

Ook zeer belangrijk: voor een l wordt de a verlengd tot een ao: aol "al(les)", twaolve "twaalf".

de ae en de ao bewerken

De Nederlandse klank aa ontbreekt in het Zeeuws geheel. Deze lange open voorklinker kan in het Zeeuws op twee manieren optreden. Ofwel het wordt een lange halfopen voorklinker ae, ofwel het wordt een lange open achterklinker ao.

De ae, die wordt uitgesproken als de ai in fair. In het Zeeuws komt deze klank in de meeste "oude" woorden op de plaats van de Nederlandse aa. Oude woorden, dat zijn "Nederlandse" woorden die al eeuwen in de Zeeuwse dialecten voorkomen. Het is dan ook maene "maan", kaes "kaas", aerde "aarde" enzovoort. Zie ook direct hieronder voor meer informatie over de ae-klank.

Voor de letter r kan de ae ook komen op plaatsen waar het Standaardnederlands een andere klank heeft. Ze kan corresponderen met een ee (waereld "wereld"), met een korte a (aerm "arm" - dit staat boven al vermeld) en met een korte e (vaerke "varken"). Veel spellingssystemen, waaronder ook dat van Noe, schrijven een è in plaats van een ae als deze klank met de Nederlandse e of ee correspondeert. In deze cursus doen we dat niet: in alle gevallen is de klank dezelfde en dat benadrukken we door hem consequent op dezelfde manier te spellen.

De uitspraak van de ae is niet overal op de Zeeuwse eilanden zoals hierboven beschreven. Op Zuid-Beveland wordt de klank verder gesloten tot een gerekte i: mîne, kîs, îrde. Voor de leesbaarheid schrijven we die klank op als : maên, kaês en aêrde. In een paar dorpjes in de Zak van Zuid-Beveland wordt die klank bovendien vaak verkort. In het Heinkeszands kan mikken daarom zowel "maken" als "mikken" betekenen.

In vreemde woorden en in sommige "Nederlandse" woorden komt er geen ae maar een ao. De ao kan op twee manieren gerealiseerd worden, als een àà (ongerond) of meer als òò (gerond). Die twee klanken schrijven we desondanks met dezelfde lettercombinatie op. In veel woorden zijn namelijk allebei de uitspraakvarianten toegestaan. Een woord als draoie(n) "draaien" klinkt in de mond van de ene spreker als drààje(n), bij de ander als dròòje(n).

Wanneer komt er nu een ao en geen ae? In elk geval:

  1. Bij vreemde woorden, ook woorden die in het Zeeuws een heel eigen draai hebben gekregen: alteraotie "verbazing", naotie, vandaol;
  2. Bij de woorden die in het Nederlands aai hebben: kraoie "kraai", draoie(n) "draaien";
  3. Bij woorden die uit het Standaardnederlands zijn geleend en in het Zeeuws eigenlijk niet inheems zijn: "vaoder" (het inheemse woord voor "vader" is vaer).
  4. Alleen op Goeree: in de werkwoorden gaon, slaon en staon. De ao wordt hier altijd als een òò uitgesproken: gòòn, slòòn, stòòn.

Verder zijn er nog geïsoleerde gevallen als aorig "aardig". Soms komt een woord in de ene streek met een ae voor en in de andere met een ao. Een veelvoorkomend voorbeeld is praete/praote.

Tot slot een opmerking over punt 2: hoewel de oude combinatie aai in het Zeeuws aoi geworden is, is de combinatie aei ook mogelijk. In woorden waar vroeger een d stond op de plaats van de i (en waar in de standaardtaal nog steeds een d staat) treedt die combinatie op, zoals in kwaeie "kwade" en laeie "laden".

de au en de ou bewerken

De ou wordt precies zo uitgesproken als in het Nederlands. De au klinkt vanouds anders: als een aeu, dus als de ae-klank zoals hierboven beschreven met een oe-klank erachter: blaeuw, graeuw, klaeuw. In het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten uit de jaren zestig werd al gesteld dat deze uitspraak met name bij oudere sprekers voorkwam. Niettemin wordt deze bijzondere tweeklank anno 2007 nog steeds algemeen gebruikt.

de e bewerken

De korte e klinkt opener dan in het Standaardnederlands, ze gaat sterk naar een a of een aa toe. In sommige streken komt de klank dicht in de buurt van een echte aa: baale "bellen". Let wel: dat schrijven we hier niet uit. Als u lekker leest moet u dat dus ongeveer als lâkker uitspreken.

de ee en de eê bewerken

Deze paragraaf en de volgende behoren tot het lastigste van de Zeeuwse klankleer. Het verschil tussen ee en respectievelijk oo en is etymologisch en je kunt aan een Standaardnederlands woord niet zien welke ee of oo het in het Zeeuws krijgt. Eigenlijk zou je kennis moeten hebben van het Oergermaans en het Middelnederlands om zonder al te grote moeite het verschil tussen die klanken te begrijpen. Je kunt echter wel steun hebben aan de kennis van een ander dialect of aan kennis van het Duits. Indien u voor 1946 hebt schoolgegaan kunt u ook gebruik maken van de oude Nederlandse spelling.

De Standaardnederlandse lange ee kan op drie verschillende klanken teruggaan: op een oudere korte e of i, op een dalende klank, die ooit ongeveer als klonk, en op een echte tweeklank ai. De eerste ee vinden we in een woord als eten, de tweede ee in beest en de derde in menen.

In het Standaardnederlands zijn er dus drie ee's één geworden. In het Zeeuws zijn er twee. De eerste ee klinkt als in het Nederlands, een heldere ee met een korte -j klank erachteraan: ete(n). Die ee noemen we de zachtlange ee. De andere twee ee's zijn in het Zeeuws geworden. Deze klank klinkt ongeveer als een verkorte ee met een doffe e (een sjwa) erachteraan: beêste, meêne(n). Die laatste ee komt het meeste voor, althans in "gewone" woorden. In vreemde woorden als fresia komt er nooit een . De wordt in de taalkunde de scherplange ee genoemd.

Het is echt onmogelijk om een overzicht te geven van welke woorden een krijgen en een ee. Een paar vuistregels:

  • Een woord met in het Nederlands een ee en het Duits een ei heeft in het Zeeuws in principe een : twee - zwei - tweê.
  • Woorden die vroeger zelfs in open lettergrepen met ee geschreven werden hebben in het Zeeuws ook een ee: eenige - eênige.

de oo, de oô en de oa bewerken

Er zijn ook een zachtlange oo en een scherplange oo. Ook hier geldt weer dat er in het Standaardnederlands maar één oo is.

De zachtlange oo vinden we in het Zeeuws terug in een woord als konienk "koning".

De scherplange is een veel ingewikkelder verhaal. Veel Zeeuwse dialecten kennen er namelijk twee! Afhankelijk van waar de klank vandaan komt kan de scherplange oo op twee manieren terugkomen.

De eerste scherplange oô vinden we vooral terug voor een t of een d: groôt, doôd, broôd, ze spreken voor zich. Deze klank wordt ongeveer uitgesproken als een o met een korte e erachteraan. Er is plaatselijke variatie in de precieze uitspraak van die klank, maar het is altijd een klinker met naslag.

De tweede scherplange oô komt op plaatsen waar het ederlands een oo heeft en het Duits een au: boom - Baum - boôm. Die heeft een paar uitspraakvarianten. In sommige dialecten wordt ze net zo uitgesproken als de van groôt. Maar op Goeree-Overflakkee, Schouwen-Duiveland, Tholen en in sommige dorpen ten zuiden daarvan is het een ander verhaal. Daar klinken woorden als boom en oog meer als boam en oag, zonder naslag. Konienk, groôt en boam, drie verschillende soorten oo's waar het Nederlands er maar één heeft! Op een groot deel van Walcheren kent derde manier om de oo van boom uit te spreken: als een gewone oo. In het noorden en het oosten van het eiland (uitgezonderd in Westkapelle, wat een heel eigen dialect heeft en houdt) kent men dus boom, oog en rook, precies zoals in het Nederlands.

Het bovenstaande is al te gecompliceerd en niet te bevatten voor wie zich bijna voor het eerst met dialecten bezighoudt. Lees het heel aandachtig over en maak de bijbehorende opgaven. U zult veel moeten oefenen voordat u de verschillende ee's en oo's consequent kunt gebruiken. Bedenk ook welke uitspraakvariant u wilt "kiezen". In het vervolg zullen woorden van het type boôm/boam/boom altijd als boôm genoteerd worden; uitspraakvarianten kunt u (in de toekomst) op Wiktionary op zoeken.

de o/oo en de u/eu: umlaut bewerken

Umlaut of vocaalpalatalisatie wil zeggen dat een klinker die meer achter in de mond wordt uitgesproken verandert in een klinker die meer voor in de mond wordt uitgesproken. In de Zeeuwse dialecten zijn er veel woorden die van oorsprong een o/oo hadden maar nu een u/eu hebben.

Het lastige aan de Zeeuwse umlaut is dat niet alle dialecten in dezelfde woorden umlaut laten horen. Een paar woorden komen door het hele Zeeuwse taalgebied voor, zoals zeune "zoon" en durp "dorp", maar voor veel andere woorden geldt dat niet. Vaak hebben de noordelijke dialecten - Goerees, Flakkees, Schouwen-Duivelands, Thools en Noord-Bevelands - geen umlaut in woorden waar de zuidelijke (Walchers en Zuid-Bevelands) dat wel hebben, maar soms is het precies andersom. Het is onmogelijk om daar hier in detail op in te gaan. De verschillen in het optreden van umlaut staan gedetailleerd beschreven in het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten.

Behalve het eerder genoemde durp zijn een paar veelvoorkomende gevallen vurm "vorm", wurm "worm" en zurge(n) "zorgen". Een korte o gevolgd door een r komt dus vaak in aanmerking voor umlaut. Dat is echter niet noodzakelijk, zie een woord als drup "drop" en zunne "zonne".

[gevallen oo-eu] [gevallen waarin umlaut achterwege is gebleven]

Let wel: umlaut als grammaticale functie, zoals in onder meer het Duits en het Limburgs, komt in het Zeeuws niet voor. De Zeeuwse umlaut treedt altijd spontaan of onder invloed van bepaalde klanken op, niet als gevolg van een grammaticaregel.

de i/ie en de u/uu: (ont)ronding bewerken

De i en de u vormen een soort klinkerpaar, net als de ie en de uu. Voor beide paren geldt namelijk dat ze op dezelfde plaats in de mond worden gevormd, en met de mond even ver open (of liever gezegd: even ver gesloten, want deze letters spreek je uit met je mond bijna dicht). Dat ze verschillend klinken komt doordat je bij de i en de ie de lippen niet gerond hebt en bij de u en de uu wel.

In het Zeeuws komt geregeld ronding en ontronding voor. Dat wil zeggen: er staat wel eens een u of uu waar je een i of ie zou verwachten, en omgekeerd. Ook een e kan een u geworden zijn. Er zijn geen echte regels voor te geven, ook al bestaat er wel een taalkundige verklaring waarom er ronding of ontronding heeft plaatsgevonden. We kunnen het beste de verschillende gevallen van ronding en ontronding eens in kaart brengen.

ronding

De e of i wordt in een aantal woorden tot u. Het Standaardnederlandse delven komt terug als dulve(n) en schelp klinkt als schulp. Voorbeelden met de i zijn onder meer sputte(n) voor "spitten" en de persoonsnamen Wullem "Willem" en Flup "Flip".

De lange ie is maar in een paar woorden tot uu geworden. Veelvoorkomende voorbeelden zijn vier "vuur", dier, diere(n) "duur, duren" en stiere(n) "sturen".

ontronding

Er is een aantal woorden met in het Standaardnederlands een u en in het Zeeuws een i waaronder pit "put", rispe "rups" en stik "stuk".

Er zijn vijf woorden die in alle Zeeuwse dialecten een uu hebben, terwijl men een ie zou verwachten. Alle vijf zijn het woorden met in het Nederlands een ij: bluve(n) "blijven", pupe "pijp", twuvel "twijfel", vuuf "vijf" en wuuf "wijf, vrouw". Regionaal komen er meer van zulke woorden voor.

de swarabaktivokaal bewerken

Net als in spreektalig Nederlands komt in het Zeeuws de swarabaktivokaal voor. Dat wil zeggen: tussen veel medeklinkers komt een vluchtige e. Die klank wordt niet uitgeschreven. Voorbeeld: waerk "werk", uitgesproken als waerek.
Veel dialectschrijvers schrijven die klank wel uit, al dan niet consequent.

Om verder op te letten bewerken

De achtervoegsels -ig en -lijk worden in het Zeeuws, net als in het Standaardnederlands, met een sjwa, een doffe e uitgesproken. We schrijven ze hier, net als in het Nederlands, gewoon uit. Dat komt de leesbaarheid ten goede.

Medeklinkers bewerken

De medeklinkers van het Zeeuws vertonen wat minder bijzonderheden dan de klinkers. De belangrijkste verschillen zijn de volgende:

de g bewerken

De Zeeuwse g is geen Hollandse harde g, maar ook geen Zuid-Nederlandse zachte g. Het is eerder een zwakke g. De klank wordt op dezelfde plaats in de mond gevormd als de Noord-Nederlandse g, maar de keel wordt minder ver gesloten. De klank die dan ontstaat gaat de richting van een h op.

De precieze uitspraak van de g in het Zeeuws verschilt van streek tot streek, van plaats tot plaats en van spreker tot spreker. Soms is het (bijna) een zuivere h, soms een overduidelijke g. Ook de positie van de g in een woord is van belang. Tussen twee klinkers is ze het zwakst, als er een medeklinker op volgt weer belangrijk sterker. Let wel: hier schrijven we altijd een g uit en nooit een h. Dat zou namelijk misleidend kunnen zijn voor de uitspraak: bijna altijd zit er nog wel een spoortje van een g in. Veel doe-het-zelfspellingen van individuele schrijvers gebruiken wel een h voor de Zeeuwse g.

De g klinkt nog het meest Hollands op Goeree-Overflakkee.

de h bewerken

De Nederlandse h is in het Zeeuws vervallen. In het hele zuidwesten van het Nederlandse taalgebied wordt de h niet uitgesproken en in het Zeeuws spreekt men daarom van In 'Olland staet 'n 'uus. Er is één belangrijke uitzondering: Op Goeree-Overflakkee is de h in alle gevallen behouden (op twee dorpen na, zie hiervoor Wikipedia). In plaats van de h schrijven we een apostrof. Dit doen we alleen voor de leesbaarheid, het is niet zo dat er in plaats van de h iets anders (bijvoorbeeld een glottisslag) klinkt. Een woord als 'and begint (fonetisch gezien) gewoon met een klinker. De apostrof kan achterwege blijven als het Zeeuwse woord niet op het Nederlandse lijkt. Voorbeeld: è "hebben" (begon ooit met een h maar lijkt niet op het Standaardnederlandse hebben).

Vroeger werden Zeeuwen als ze Nederlands spraken meteen herkend aan het niet-kunnen-uitspreken van de h. Soms lieten ze de letter ook in het Standaardnederlands weg, soms maakten ze er een g van. Die tijd is voorbij, doordat de Zeeuwen de standaardtaal tegenwoordig goed leren spreken. In vreemde, "geleerde" woorden als homoseksualiteit, Homerus of hyperventilatie zal een Zeeuw de h zelden meer weglaten.

de uitgang -en bewerken

In de Nederlandse spreektaal wordt de -n in de woorduitgang -en meestal niet uitgesproken. We schrijven nesten maar zeggen neste. In het Zeeuws wordt die n wel uitgesproken: nisten en niet niste. Toch komt die n in de meeste dialecten niet overal terug waar ze in het Nederlands staat. Daar gaan we nog dieper op in in het volgende hoofdstuk, over de grammatica. Onthoud voor nu: als er in het Zeeuws een n geschreven staat spreek je ze ook uit.

In het oosten van Zuid-Beveland wordt de -en opvallend uitgesproken: daar klinkt alleen de -n: zetten klinkt als zettn. Deze n kan ook een m of ng worden: loapm "lopen"; pakkng "pakken". In taalkundige termen heet dat de lettergreepdragende nasaal. Deze uitspraak komt ook elders in het Nederlandse-taalgebied voor: Nederlanders kennen deze eigenaardigheid uit de Nedersaksische dialecten (Gronings, Drents, Twents enz.), Vlamingen kennen het uit het West- en Oost-Vlaams.

de r bewerken

Het Zeeuws heeft een rollende r. De Franse brouw-r komt alleen in een paar stadsdialecten voor en aangezien de plattelandsdialecten sterk overheersen is dat niet van belang. Het rollend uitspreken van de r vereist voor mensen uit bepaalde streken misschien enige oefening.

Een andere bijzonderheid is dat de r wegvalt voor een s. In het Zeeuws kent men dus kes voor "kers", eêste voor "eerste" en wost voor "worst". Een uitzondering is Goeree-Overflakkee, waar die r gewoon uitgesproken wordt. De r blijft ten zuiden daarvan ook wel een enkele keer voor een s staan, met bij afleidingen, omdat anders de band met het grondwoord onduidelijk wordt. Aors "anders" is daar een voorbeeld van.

Om verder op te letten bewerken

In het Zeeuws kunnen slotmedeklinkers nog wel eens verdwijnen, zonder dat daar klankwetten o.i.d. voor zijn. Het "inslikken" van letters is er voor een groot deel debet aan dat Hollanders het dialect vaak zo onverstaanbaar vinden en dat de spreeksnelheid zo hoog lijkt te liggen. Een zin als "Dat zal wel" klinkt in een Zeeuwse mond als da sa wè: inderdaad, alle slotmedeklinkers zijn verdwenen. Niet spoorloos verdwenen echter. De -t van dat zit in de z van zal, die daardoor als een s klinkt (let op: dat schrijven we niet uit, in verband met de leesbaarheid). Als een Zeeuw aanleiding ziet om een woord meer nadruk te geven kunnen zowel dat als zal hun eindmedeklinker terugkrijgen. Bovendien valt een eindklank zelden of nooit weg aan het einde van een frase, of als er een klinker achteraan komt: Dat è'k toch a duzend keêr gezeid! ("Dat heb ik toch al duizend keer gezegd!"). "wel" is een ander verhaal. Dat woord heeft eigenlijk nooit een -l; die is uit de taal verdwenen. Er zijn wel meer Zeeuwse woorden die een eindklinker "missen", zoals wan "want [voegwoord]" en mes "mest". Maar in een woord als enkelt staat er juist een medeklinker die er in het Standaardnederlands niet staat!

Onthoudt u deze alinea goed: het verhaal over spontaan uitvallende slotmedeklinkers is van groot belang in het volgende hoofdstuk, over de grammatica.

Het accent bewerken

Het accent, dat is de manier waarop een taal precies uitgesproken wordt. Dit kun je nooit tot in al zijn finesses beschrijven. Veel details die als typisch voor een Zeeuws accent worden ervaren (ook wanneer een Zeeuw Nederlands spreekt) staan hierboven al bij de klinkers uitgelegd. Wie die aanwezingen goed ter harte neemt is dus al een eind op weg. Maar wie het Zeeuws nooit heeft horen spreken kan onmogelijk het juiste accent leren. Hiervoor moet u zich tot een moedertaalspreker wenden.

Let wel: het precieze accent verschilt duidelijk van streek tot streek. Vooral gesloten gemeenschappen herkennen elkaars dialecten onmiddellijk aan subtiele accentsverschillen. Uw accent zal dan ook sterk afhangen van wie u het leert.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.