Gedichten uit de wereldliteratuur/Mondnacht
Mondnacht (Joseph von Eichendorff, 1864)
Es war, als hätt’ der Himmel
Die Erde still geküßt,
Daß sie im Blütenschimmer
Von ihm nun träumen müßt’.
Die Luft ging durch die Felder,
Die Aehren wogten sacht,
Es rauschten leis die Wälder,
So sternklar war die Nacht.
Und meine Seele spannte
Weit ihre Flügel aus,
Flog durch die stillen Lande,
Als flöge sie nach Haus.
Maannacht
Het was alsof de hemel
De aarde zwijgend had gekust
Zodat zij, in de glans van bloesems
Nu van hem moest dromen.
De bries ging door de velden
De aren wiegden zachtjes,
De bossen ruisten zachtjes,
Zo sterrenhelder was de nacht.
En mijn ziel spreidde
Wijd zijn vleugels uit
En vloog door de stille landen
Alsof hij naar huis vloog.