Gedichten uit de wereldliteratuur/O Romeo, Romeo! wherefore art thou Romeo?
"O Romeo, Romeo! wherefore art thou Romeo?"
- Monoloog van Juliet in Romeo and Juliet, Act II, scène II, 32
- O Romeo, Romeo! Waarom ben jij Romeo?
- Ontken je vader en verzaak je naam;
- Of, als je dat niet wil, bezweer mij dan je liefde,
- en ik zal niet langer een Capulet zijn.
- Het is slechts je naam die mijn vijand is;
- Jij bent wie je bent, jezelf, niet een Montague.
- Wat is een Montague? Is het een hand, een voet,
- een arm, een gezicht, of enig ander deel
- behorend aan een man? O, had je maar een andere naam!
- Wat betekent een naam? Dat wat wij een roos noemen
- zou met een andere naam net zo zoet geuren;
- Zo zou ook Romeo, had hij een andere naam,
- even volmaakt zijn als hij nu is.
- Romeo, doe weg die naam,
- Hij is geen deel van jou, verruil hem
- voor alles wat ik ben.
- - (vertaling: J. Grandgagnage) [1]
- Originele tekst van Shakespeare
- O Romeo, Romeo, wherefore art thou Romeo?
- Deny thy father and refuse thy name.
- Or if thou wilt not, be but sworn my love
- And I’ll no longer be a Capulet.
- ‘Tis but thy name that is my enemy:
- Thou art thyself, though not a Montague.
- What’s Montague? It is nor hand nor foot
- Nor arm nor face nor any other part
- Belonging to a man. O be some other name.
- What’s in a name? That which we call a rose
- By any other name would smell as sweet;
- So Romeo would, were he not Romeo call’d,
- Retain that dear perfection which he owes
- Without that title. Romeo, doff thy name,
- And for that name, which is no part of thee,
- Take all myself.