Heksenvervolging in Europa (1300-1720)/Het hoogtepunt van de heksenvervolging, 1560-1680
10. Hoogtepunt van de heksenvervolging, 1560-1680
Na 1520 was de wereldse rechtspraak grotendeels inquisitoir geworden. De vorsten hadden professionele rechters aangesteld. Inquisiteurs en juridische ambtenaren werden op pad gestuurd en gelastten in elke plaats de inwoners om personen die van hekserij werden verdacht aan te geven via een anonieme aanklacht.
Rond 1560 ontstond in Europa de angst dat er overal heksen waren, en dat ze op het punt stonden om de hele wereld over te nemen. De geestelijkheid preekte hel en verdoemenis in de hoop de mensen op het rechte pad te krijgen. Er was grote angst voor zonde, duivel en hel.
Aanvankelijk waren er in de wet nog een aantal beperkingen ingebouwd tegen willekeurig gebruik van de marteling. Deze beperkingen vervielen echter na 1560. Na 1560 werden de heksen ook beschuldigd van deelname aan de heksensabbat waarop zij vrijwillig geslachtsgemeenschap met de duivel zouden hebben. Bekentenissen konden gemakkelijk verkregen worden door de beschuldigden te martelen.
Na circa 1575 verspilde men op het continent geen tijd meer aan de moeilijk te bewijzen maleficiën. De wet werd gewijzigd. Er hoefden geen maleficiën meer bewezen te worden. Aanklachten uit het volk waren niet langer nodig. Elke "bewezen" omgang van de heks met de duivel was voldoende om haar op de brandstapel te brengen.
Men begon meestal met een weerloos oud vrouwtje op te pakken en die martelde men tot ze de geslachtsgemeenschap met de duivel toegaf en de namen noemde van andere deelnemers aan de heksensabbat. Die mensen werden ook opgepakt en moesten ook weer namen noemen. Daardoor ontstonden er ketens van processen en massaprocessen. De eerste massa-heksenprocessen begonnen rond 1590. Daarna kwamen er hele "epidemieën" van processen. Er werden nu niet alleen maar oude, armlastige vrouwen vervolgd, er kwamen ook kinderen op de brandstapel evenals mannen, geestelijken en zelfs hoogwaardigheidsbekleders. Niemand was zijn leven meer zeker.
In gebieden waar de katholieke contrareformatie heerste, vonden de meeste massaprocessen plaats. De Jezuïeten waren grote voorstanders van deze processen. Altijd bleven zich echter mensen tegen de heksenvervolging keren, zowel geestelijken binnen de kerk als de humanisten. Deze tegenstanders waren tot circa 1660 echter altijd in de minderheid. Soms moesten zij vluchten omdat zijzelf van hekserij beschuldigd werden.
Doordat er nu ook voorname mensen op de brandstapel kwamen, gingen hun invloedrijke families een beroep doen op keizer Ferdinand II. Vanaf 1630 verbood deze de processen in die streken waar hij invloed op kon uitoefenen.
De paus zond in 1636 twee Italiaanse kardinalen op inspectie die ontzet hun bevindingen rapporteerden. De heksenprocessen werden door de paus verboden in die gebieden waar hij zijn gezag over kon doen gelden. Daardoor kwam de heksenjacht in nog meer gebieden tot stilstand, maar in sommige protestantse gebieden in Noord-Duitsland en in het katholieke Beieren duurden ze nog tot 1720 voort. In sommige achtergebleven gebieden van Europa werden zelfs in de negentiende eeuw nog wel eens "heksen" gelyncht.
Vanaf 1560 was 80-90% van de beschuldigden vrouw. Tussen 1560-1580 waren er alleen al in Duitsland duizenden heksenprocessen.
Mogelijke oorzaken
bewerkenEr zijn verschillende mogelijke oorzaken aangedragen voor deze intensivering van de heksenvervolging:
- Men denkt wel dat de inquisitie of de landsheer zichzelf wilden verrijken, want zij confisqueerden de goederen van de veroordeelde heksen. Maar de meeste slachtoffers waren heel arm. De meeste processen konden zelfs niet eens betaald worden van de in beslag genomen goederen.
- De rechters en inquisiteurs zouden een pervers genoegen geschept hebben in het vervolgen van heksen. Maar de meeste rechters vonden werkelijk dat ze goed werk deden. Die rechters die sceptisch stonden tegenover deze processen, deden er toch maar aan mee om zich niet de volkswoede op de hals te halen.
- De drijvende kracht achter de intensivering van de heksenvervolging was waarschijnlijk, dat het volk geloofde dat de heksen al hun problemen veroorzaakten en dat alles weer goed zou zijn als ze eenmaal uitgeroeid waren. In de zestiende en zeventiende eeuw was het verlangen onder het volk om heksen te vervolgen groter dan in de Middeleeuwen. De steeds scherper wordende wetgeving was daarvan eerder een gevolg dan een oorzaak.