Onderwijs in relatie tot P2P/Productiviteit

← Productiewijze Onderwijs in relatie tot P2P Protocol →

Het begrip productiviteit verwijst naar het vermogen of de eigenschap om bij te dragen tot de maatschappelijke voortbrenging, de mate waarin geproduceerd wordt (Kruyskamp, 1976). Het is een gemiddelde meting van de efficiëntie van productie. Het kan uitgedrukt worden als de verhouding van output tot input gebruikt in het productieproces. Door investeringen in vb. kapitaalgoederen, kan de arbeidsproductiviteit verhogen. Op deze manier is er een productiviteitsgroei (Wikipedia, 2014).


Productiviteit en P2P bewerken

Algemeen bewerken

De productiewijze van het P2P-systeem, ‘peer-productie’, is volgens Bauwens hyperproductief, doordat we zelf commons creëren, beheren en beschermen. Het is in die zin dan ook superieur aan de kapitalistische productiewijze (Bauwens & Lievens, 2014). Dankzij peer-productie, wordt de civiele maatschappij productief. Met andere woorden, wanneer individuen ongedwongen samenwerken met de bedoeling een gemeenschappelijk product voort te brengen of een gemeenschappelijke dienst te verschaffen, waarbij de individuen ‘gelijk’ zijn aan elkaar, dan zal de samenleving rendement voortbrengen (Bauwens & Lievens, 2014).

Door de staat om te vormen naar de partnerstaat, die sociale productie mogelijk maakt en aanmoedigt, kan de samenleving volgens Bauwens de productiviteit van de civiele maatschappij onderkennen (Bauwens & Lievens, 2014). Internetbedrijven als Facebook en Google, die sociale productie mogelijk maken, steunen in beperkte mate ook op de nieuwe systemen van P2P en zijn daarom ook productiever (Bauwens & Lievens, 2014). Dankzij P2P en de peer-productie, waarin de equipotentialiteit (het feit dat iedereen kan bijdragen tot een bepaalt project naar gelang zijn eigen interesse en expertise) zeer belangrijk is, zal een maatschappij gebaseerd op P2P principes ook productiever zijn (Bauwens & Lievens, 2014).

Productierevoluties bewerken

Bauwens spreekt van drie productierevoluties (Bauwens & Lievens, 2014):

1) Deze eerste productiviteitsrevolutie vindt plaats wanneer stammen elkaar beginnen te veroveren om tot grotere maatschappelijke entiteiten te komen. Het is de periode van de uitvinding van de slavernij, de klassenmaatschappij en van het ontstaan van de staat. Volgens Bauwens is de eerste revolutie in de menselijke productiviteit dus de uitvinding van dwang. Volgens de speltheorie is dit het ‘win-loosemodel’. Het sociaal contract van de slavenmaatschappij steunt op het concept van levensschuld. De veroveraars kunnen de overwonnenen doden of laten leven. In het laatste geval hebben de overwonnenen hun leven te danken aan hun veroveraars. Dit creëert een levensschuld: ze worden slaven en moeten heel hun leven werken voor de overwinnaar. Het slavensysteem is productiever dan de stammenmaatschappij, want een deel van de bevolking, de slavenhouders, moet niet langer werken. Het is echter een zeer repressieve samenleving, omdat slaven enkel onder dwang werken. Hierdoor is er een negatieve extrinsieke motivatie. De Romeinse keizerrijken bijvoorbeeld steunden op slavernij. Maar naarmate het Romeinse imperium groeide en complexer werd, namen de kosten om het in stand te houden toe. Op een bepaald moment werden de kosten groter dan de opbrengsten, waardoor het imperium stagneerde en er uiteindelijk een periode van verval aanbrak. Met de val van het Romeinse Rijk werd het klassieke patroon (dat het rijk veroverd wordt door een ander volk, waardoor er een nieuw rijk ontstaat en de cyclus kan herbeginnen) doorbroken. Binnen het Romeinse Rijk ontstond er een nieuw systeem dat steunde op een herlokalisering van de productie op feodale domeinen. Op deze domeinen was de onderdrukking minder zwaar, want lijfeigenen werkten maar een deel van hun tijd voor de heer. De levensschuld week voor een beschermingsschuld. De lijfeigene stond een deel van de vrucht van zijn arbeid af aan de heer, in ruil voor bescherming tegen de gevaren van de buitenwereld. In dit systeem stijgt de productiviteit aanzienlijk omdat de lijfeigenen gemotiveerder zijn om te werken, want zij werken nu ook voor hun familie en hun gemeenschap. Ook verhoogt vanaf de tiende eeuw de productiviteit flink door een technologische revolutie. Door deze revolutie stijgt het bevolkingsaantal en floreert de samenleving. Toch is er nog steeds in grote mate sprake van onderdrukking. Er is in feite een verschil in productieverhoudingen opgetreden. Ten tijden van de Romeinen was de productieverhouding de heersende klasse van meesters (die over de productiemiddelen beschikte) tegenover de klasse van slaven (die niet over productiemiddelen beschikte). In de vroege middeleeuwen verschoof de productieverhouding, met aan de ene kant de heersende klasse van landedelen/grootgrondbezitters (die over productiemiddelen beschikte) en aan de andere kant de klasse van de lijfeigenen (die niet over productiemiddelen beschikte).

2) De tweede productierevolutie vindt plaats door de opkomst van het kapitalisme. De ideologie van dit systeem steunt niet meer op de levens- of beschermingsschuld, maar op een contract. Het basisidee is dat mensen enkel nog voor zichzelf werken en gelijke waarden uitwisselen. Boeren worden in deze periode proletariërs, verliezen hierbij de middelen om in hun levensonderhoud te voorzien en worden verplicht hun arbeid te verkopen in ruil voor een loon. In theorie vinden er op de markt enkel neutrale transacties plaats. Het systeem steunt op positieve extrinsieke motivatie. Men spreekt hier van een ‘win-winmodel’. Het kapitalisme is dan ook veel productiever dan voorgaande systemen en ontketende hierdoor de tweede productiviteitsrevolutie op een schaal die zijn gelijke niet heeft in de geschiedenis. Toch heeft dit systeem ook nadelen, want het systeem functioneert uiteraard niet wanneer er geen uitwisseling is.

3) De derde productierevolutie werd volgens Bauwens ingeluid door het internet. Peer-productie, het systeem waarbij elk individu op vrijwillige basis bijdraagt aan het project dat hij wil ondersteunen, staat hierbij centraal. Dit systeem wordt aangedreven door intrinsieke motivatie. Het is een hyperproductief systeem omdat iedereen vanuit zijn passie meewerkt aan een project. Bij peer-productiesystemen is er geen hiërarchie die op voorhand controle uitoefent, zoals dit bij de meeste lineaire systemen wel het geval is. De controle van peer-productiesystemen gebeurt achteraf door technische deskundigen die zich ontfermen over de kwaliteit van het gemeenschappelijk werk. Het is een modulair systeem, waarbij iedereen op elk ogenblik kan bijdragen aan een module naar keuze. Aangezien het werk parallel kan verlopen rond de verschillende modules, zijn de ontwikkeling en de productie veel sneller dan in de oude systemen.

Wetten van hyperproductiviteit bewerken

Bauwens formuleerde een aantal wetten a.d.h.v. drie axioma’s om het concept hyperproductiviteit uit te leggen (Bauwens & Lievens, 2014):

- WET 1: Wanneer een gesloten systeem concurreert met een open systeem, dan zal dat tweede systeem het eerste wegconcurreren. Een voorbeeld van deze wet is de strijd van Microsoft vs. Linux & Android waarin Microsoft, als gesloten systeem, weggeconcurreerd wordt door de open systemen Linux & Android.

- WET 2: Wanneer twee open systemen met elkaar concurreren, dan zal het meer open systeem uiteindelijk sterker blijken.

- WET 3: Wanneer twee ‘communautaire’ open systemen met elkaar concurreren en één ervan een alliantie aangaat met een (kapitalistisch) privé-bedrijf, dan heeft dat hybride systeem meer kans op slagen.

Dat laatste is een gevolg van het feit dat een productiesysteem zich sociaal moet kunnen reproduceren.


Voorbeeld bewerken

Peer-productiesystemen als Wikipedia zijn zeer productief. Niemand die voor Wikipedia een bijdrage levert, schrijft een tekst onder dwang of om er geld aan te verdienen. Men doet dit puur op vrijwillige basis. Hierdoor is Wikipedia dus zeer productief. Dit komt doordat iedereen vanuit zijn passie meewerkt aan een project, in dit geval het optimaliseren van Wikipedia.

Linux is een open source besturingssysteem dat in geen tijd één van de belangrijkste besturingssystemen is geworden. Dit P2P-model is productief, doordat het berust op vrije toegang, vrije samenwerking en intrinsieke motivatie.

Fab Labs zijn ook zeer productief. Het stelt mensen in staat gebruik te maken van een gedeelde materiële infrastructuur. Hierdoor kan men ook aan ‘coworking’ doen. Bij Fab Labs is het verder de gewoonte om op ontwikkelde producten geen patenten te nemen onder andere gezien het feit dat men open source werkt.


Theoretische duiding bewerken

Bauwens baseert zich in heel wat van zijn opvattingen op de theorieën van Karl Marx, het Marxisme. Het Marxisme is een socialistische ideologie met vooral een sterke focus op het economische. (Library of Economics and Liberty, n.d.).

 
Karl Marx

Marx werd zelf beïnvloed door Georg Hegel, Ludwig Feuerbach en Adam Smith. Marx’ kritieken op bovenstaande filosofen, vormden de basis voor zijn ideeëngoed (Wikipedia, 2014). Zo was Marx ervan overtuigd dat ideeën die de geschiedenis van de mens bepalen, afgeleid waren van materialistische verhoudingen, namelijk de door de mens ontwikkelde productie en de daaruit voortvloeiende productieverhoudingen (vb tussen loonarbeid en kapitaal) (Library of Economics and Liberty, n.d.). Verder was Marx van mening dat grote delen van de bevolking door ‘het vrije spel der maatschappelijke krachten’ aan het kortste eind zouden trekken. Het proletariaat, degenen die in loondienst zijn en die dus met hun arbeid de winst produceren, zou volgens Marx ook de winst, de meerwaarde, moeten krijgen. Alleen zo zouden deze werkelijke producenten meester kunnen worden van de productiemiddelen, die door het eigendom van de kapitaalbezitters nu als vreemde (vervreemde) macht boven hen staan en hen zo beheersen. De kapitaalbezitters bezitten door die uitbuiting de kapitaalgoederen zoals machines en fabrieken, maar ook de grond, m.a.w. de productiemiddelen die nodig zijn om onze bestaansmiddelen voort te brengen (The European Garduate School, n.d.). “Proletariërs aller landen, verenigt u”, zijn de belangrijke woorden waarmee Marx het proletariaat opriep in opstand te komen om de politieke en economische macht weer bij het volk te brengen. Hiervoor was een revolutie nodig (Wikipedia, 2014). Volgens Marx zou het kapitalisme ‘zijn eigen put graven’, doordat het zeer snel de middenklasse van kleine ambachtslui en winkeliers zou vernietigen. Deze vormde een belangrijke steunpilaar voor de feodale (het economische systeem, tijdens de middeleeuwen, waarbij de leenheer gronden in leen aan zijn leenmannen gaf in ruil voor militaire bijstand, trouw en belastinginkomsten) en kapitalistische (het economische systeem, gebaseerd op investeringen van geld in de verwachting winsten te maken) heersende klasse (Library of Economics and Liberty, n.d.). Marx was dan ook van mening dat de steeds toenemende industrialisatie en grootschaligheid zouden leiden tot overproductie, waardoor de werkloosheid zou stijgen en de koopkracht zou dalen. Het fenomeen waarbij overproductie en werkloosheid steeds verder toenemen staat in de marxistische economie bekend als economische crisis (The European Graduate School, n.d.). Marx was ervan overtuigd dat de burgerlijke samenleving omver zou worden geworpen door een revolutie van het proletariaat en dat er daarna een klasseloze samenleving zou komen. De afgeleide leer, het Marxisme, draagt de centraal geleide economie hoog in het vaandel. In deze ideologie worden de staatshuishouding en het productieproces centraal geleid (The European Graduate School, n.d.).

Ten tweede verwijst Bauwens ook naar de eerste wet van Gossen of de wet van het afnemend grensnut, geformuleerd door de Duitse econoom Hermann Heinrich Gossen. Het gaat hierbij om de verhouding van het algemene nut van een consument (goederen en diensten) waarin hij geïnteresseerd is en de verhouding tot het marginale nut (het grensnut die de consument hierbij heeft) (Wikipedia, 2014). Bijvoorbeeld wanneer je al twee televisies in huis heb staan, neemt het marginale nut van het aanschaffen van een extra tv af. Met andere woorden: deze wet stelt dus, dat het nut van iedere extra eenheid van een bepaald product afneemt naarmate je er meer van hebt (Encyclo, n.d.). Een gevolg van overproductie is dat de marginale productiviteit afneemt (net door die uitbreiding van de hoeveelheid productiemiddelen) (Wikipedia, 2014). Het is ook net die marginale productiviteit waar Bauwens op focust. Het is een verandering in output die het resultaat is van verandering in de arbeidsinput op een specifiek gedeelte, de andere delen (units) blijven onveranderd. Hierdoor verhoogt de (marginale) productiviteit.


Externe links bewerken

- Op de website van De Wereld Morgen is een interview van Jean Lievens met Bauwens te vinden over P2P en het Marxisme. http://www.dewereldmorgen.be/blogs/jean-lievens/2012/01/06/occupy-peer-peer-en-marxisme-overeenkomsten-en-verschillen

- Een introductie over het ideeëngoed van Karl Marx is te vinden op de website Library of Economics an Liberty. http://www.econlib.org/library/Enc/bios/Marx.html

- Op de website van The European Graduate School is een biografie en een kennismaking met de basisconcepten van Marx te vinden. http://www.egs.edu/library/karl-marx/biography/

- De Wikipediapagina van Marxian Economics biedt een gedetailleerd overzicht van de Marxistische economie. http://en.wikipedia.org/wiki/Marxian_economics

- Op de Wikipediapagina van productiviteit is informatie te vinden over het concept productiviteit binnen het economische domein. http://en.wikipedia.org/wiki/Productivity


Referenties bewerken

- Bauwens, M., & Lievens, J. (2014). De wereld redden. Met peer-to-peer naar een postkapitalistische samenleving. Antwerpen, Belgium: Houtekiet.

- Lievens, J. (2012). #Occupy, Peer-to-peer en marxisme: overeenkomsten en verschillen. Retrieved December 11, 2014, from http://www.dewereldmorgen.be/blogs/jean-lievens/2012/01/06/occupy-peer-peer-en-marxisme-overeenkomsten-en-verschillen

- Encyclo. (n.d.). Wet van het afnemend grensnut. Retrieved November 15, 2014, from http://www.encyclo.nl/begrip/Wet%20van%20het%20afnemend%20grensnut

- Kruyskamp, C. (1976). Van Dale. Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. ’S Gravenhage, The Nederlands: Nijhoff.

- Library of Economics and Liberty. (n.d.). Karl Marx. Retrieved October 30, 2014, from http://www.econlib.org/library/Enc/bios/Marx.html

- The European Graduate School. (n.d.). KARL HEINRICH MARX. Retrieved October 30, 2014, from http://www.egs.edu/library/karl-marx/biography/

- Wikipedia. (2014). Karl Marx. Retrieved October 30, 2014, from http://nl.wikipedia.org/wiki/Karl_Marx

- Wikipedia. (2014). Marginal utility. Retrieved November 15, 2014, from http://en.wikipedia.org/wiki/Marginal_utility#Diminishing_marginal_utility

- Wikipedia. (2014). Productivity. Retrieved October 25, 2014, from http://en.wikipedia.org/wiki/Productivity

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.