Een enkelvoudige elektrische transmissielijn bestaat uit twee equidistante
geleiders van een bepaalde lengte
en homogene structuur. De geleiders hebben afzonderlijk
een zekere ohmse weerstand en zelfinductie en t.o.v. elkaar geleiding en
capaciteit. Al deze parameters zijn evenredig met de lengte. Per
lengte-eenheid worden ze gedistribueerde parameters genoemd, aangeduid met
en
. De lijn is belast, afgesloten, met een belastingimpedantie
. De ruimte
tussen de geleiders is (deels) gevuld met een diëlektricum, hetgeen de
golfsnelheid van de lijn beïnvloedt.

Aan het begin van de lijn (
) is een signaalbron aangesloten (maar niet in de afbeelding zichtbaar).
Beschouw een stukje
van de lijn. Spanning en stroom bij
geven we aan met resp.
en
.

De gedistribueerde parameters
en
zijn resp. de capaciteit, de
(parallel)geleiding, de (serie)weerstand en de zelfinductie per lengte-eenheid
van de lijn.
We kunnen differentiaalvergelijkingen opstellen voor
en
.
Er geldt:

en

Voor de capaciteit
geldt:
,
en voor de zelfinductie
:
.
Invullen in de genoemde differentiaalvergelijkingen levert:

zodat

of

Aaloog vinden we:

De beide vergelijkingen heten de telegraafvergelijkingen. Ze zijn lineair, dus volgens het superpositiebeginsel kunnen we volstaan met harmonische analyse.
We beschouwen daarom een sinusvormig signaal met frequentie
en dus met
cirkelfrequentie
.
We rekenen complex en schrijven
i.p.v.
en
i.p.v.
De vergelijkingen worden:

en

We noemen
de voortplantingscoefficient
en
, de karakteristieke impedantie.
Voor het gemak drukken we alle grootheden uit in de karakteristieke impedantie.
Zo voeren we in:

dan krijgen de vergelijkingen de eenvoudige vorm

en
.
met als oplossingen:

en
.