Nederlandse literatuurgeschiedenis/1970-2000

Nederlandse literatuurgeschiedenis

  1. Inleiding
  2. Middeleeuwen
  3. De renaissance
  4. Het Frans-classicisme
  5. De verlichting
  6. De romantiek
  7. Het realisme
  8. De tachtigers
  9. Symbolisme en gemeenschapskunst
  10. Neoclassicisme
  11. Neoromantiek
  12. Historische avant-garde en modernisme
  13. De beweging van vijftig
  14. De jaren zestig
  15. 1970-2000
  16. Bronvermelding en literatuur

De jaren zeventig tot nu bewerken

Nederland
 
Anja Meulenbelt
 
Hella Haasse

Vanaf de jaren zeventig bereikte de literatuur opeens een veel groter publiek dan voorheen, dankzij de toename van de welvaart en het aantal hooggeschoolden. De oplagecijfers van veel moderne romans zoals De koperen tuin stegen daarmee ook sterk. De toegenomen belangstelling voor literatuur kwam tot uiting in de ruime boekenpagina's en de vele literaire bijlagen in kranten en andere tijdschriften[1].

Reve, Hermans en Mulisch blijven romans schrijven in de traditie van het realisme, al is dat vooral in het geval van Mulisch vaak met symbolisme en mythe vermengd. In de jaren 70 groeperen een aantal jonge prozaschrijvers zich die (opnieuw) kleinschalige, voor iedereen bevattelijke verhalen wil vertellen. Zij schrijven samen het Manifest voor de jaren zeventig in 1970. Onder hen bevinden zich Heere Heeresma en Mensje van Keulen. Het mimetisch proza, zoals zij het zelf noemen, wil de werkelijkheid afbeelden zoals ze is. Behalve de mimetische groep zijn er ook auteurs zoals Frans Kellendonk die 'antimimetisch' en dus niet waarheidsgetrouw te werk willen gaan. Deze Revisor-groep gaat bijvoorbeeld uit van de realiteit maar overdrijft deze. Jeroen Brouwers zou hen in een polemisch essay uit 1979 met de titel 'De Nieuwe revisor' aanvallen met het verwijt de literatuur te 'infantiliseren'. Behalve Kellendock werken nog enkele belangrijke auteurs rondom het tijdschrift De Revisor zoals bijvoorbeeld Doeschka Meijsing (De kat achterna - 1977). Een Nederlands-Antilliaanse schrijver uit die periode is Frank Martinus (Dubbelspel - 1973).

Auteurs die behoren tot wat het postmodernisme wordt genoemd, zijn de romanciers Willem Brakman - met zijn 'invalsgestuurde' schrijfmethode - en Louis Ferron, die literair succes oogstte met zijn trilogie Gekkenschemer (1974) / Het Stierenoffer (1975) / De Keisnijder van Fichtenwald (1976). Hun uitgangspunt is dat er geen objectieve werkelijkheid bestaat die met taal kan beschreven worden. Zij stellen vitalisme en spontaniteit tegenover het te grote intellectualisme van hun modernistische voorgangers.

De jaren '70 zijn ook de jaren van de tweede feministische golf, en een aantal schrijfsters geven de rol en de positie van de vrouw een prominente plaats in hun werk: Anja Meulenbelt met De schaamte voorbij (1976), Renate Dorrestein met onder meer Het perpetuum mobile van de liefde (1988), Hannes Meinkema in En dan is er koffie (1976), Margriet de Moor met Eerst grijs dan wit dan blauw (1992) en anderen. In deze periode zien ook de literaire 'vrouwentijdschriften' Lover en Lust en gratie het licht.

Een aantal Nederlandse auteurs worden ook veelvuldig vertaald. Cees Nooteboom ziet zichzelf in de eerste plaats als dichter,[2] maar kende niettemin vooral succes met zijn reisverhalen en romans. Rituelen (1980) kreeg met de Mobil Pegasus Literatuur Prijs in 1982 zelfs internationale erkenning als beste niet-Amerikaanse roman. Ook de veelvuldig bekroonde romancière Hella Haasse, die reeds in 1945 debuteerde, behoort tot een van Nederlands meest gelezen auteurs in het buitenland.

Vlaanderen

Na al de overvloed van literair talent dat in de vorige periode op het voorplan kwam, lijken de jaren 70 eerder 'stille jaren' te zijn voor Vlaanderen. In de jaren '80 debuteerden in Vlaanderen enkele talentvolle auteurs: Leo Pleysier, Pol Hoste, Eriek Verpale, Eric de Kuyper en Monika van Paemel. In het midden van de jaren '80 eiste een generatie jongere prozaschrijvers de aandacht op. Onder hen bevonden zich Kristien Hemmerechts, Patricia de Martelaere, Koen Peeters en de in alle genres opererende Tom Lanoye. Zij vonden een creatieve uitlaat in nieuwe tijdschriften als Kreatief, Yang, en De Brakke Hond. Allerlei uitersten van genres en stijlen worden vanaf dan door de meest diverse auteurs beoefend. Veelschrijver Herman Brusselmans met zijn bewust anti-literair scheldproza, Peter Verhelst met hallucinante romans als w:Tongkat&Tongkat uit 1999, en Erwin Mortier met het psychologisch subtiele Marcel uit 1999.

In Vlaanderen zijn de meest vooraanstaande poëtische stemmen vanaf 1980 Leonard Nolens en de jongere dichters Dirk van Bastelaere, Erik Spinoy en Peter Verhelst.

  1. Dautzenberg. J. Literatuur, geschiedenis en leesdossier. Den Bosch: Malmberg, 2e druk, pp. 340-341.
  2. http://www.dbnl.org/tekst/goed004nede01_01/goed004nede01_01_0008.htm DBNL Over tijd en herinnering in het proza van Cees Noteboom]
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.