Oudgrieks/Een korte geschiedenis/Alexander de Grote en de Hellenistische Periode
De opvolger van Philippus II was zijn zoon, Alexander de Grote, die doorging met het uitvoeren van de plannen van zijn vader. Hij verzamelde een leger dat bestond uit allerlei verschillende soorten manschappen uit alle streken van Griekenland, en daarmee ging hij de Perzen tegemoet.
Tijdens zijn oorlogvoering in Thracië in Klein-Azië kwamen enkele Griekse stadstaten in opstand. Alexander wist korte metten te maken met de opstandelingen en verwoestte Thebe op één huis na. Vervolgens keerde hij terug naar Klein-Azië, waar hij Ionië terugwon en van daaruit steeds verder reisde, door Syrië naar Egypte terwijl hij ondertussen Darius III in Issus versloeg. Daarna vervolgde hij zijn veroveringstochten tot diep in Perzië in Azië tot aan India. Hij versloeg zo Perzië, maar kort nadat Alexander zijn veroveringstochten staakte, overleed hij. Niet lang daarna viel zijn grote rijk uiteen.
Met de dood van Alexander de Grote in 323 v.Chr. begint de Hellenistische Periode. Onder Alexander was het "algemene" Koinē-Grieks groot geworden. Deze taal was een simpelere vorm van het Grieks van ervoor en werd ook het Grieks van de Romeinse tijd en het Grieks van de Bijbel. Het Koinē is in feite dezelfde taal, maar toch heeft men het niet meer over hét Oudgrieks van het Oude Griekenland. Met de Hellenistische Periode is aan het echte Oude Griekenland een eind gekomen.