Taal/ATW/Levende en dode talen
Levende taal
bewerkenHet enige verschil tussen enerzijds Latijn en Oud-Grieks en anderzijds Nederlands, Duits, Engels, ... is dat die eerste talen zich niet meer ontwikkelen en door niemand als moedertaal worden gesproken. Daarom noemen we talen als Latijn en Oudgrieks ook wel dode talen. De tegenhangers van dode talen zijn de levende talen. Het Nederlands is dus een voorbeeld van een levende taal. Om van een levende taal te spreken, moet minstens een iemand die taal als zijn moedertaal beschouwen. Doordat de wereld van de taalgebruiker verandert, vallen delen van een levende taal weg, de taal verandert mee met de wereld van de taalgebruiker.
De kenmerken van een levende taal kunnen als volgt worden samengevat:
- In een natuurlijke taal gebeurt er taalverandering: de wereld van de taalgebruiker verandert en daardoor slijten bepaalde "onlogische" delen af;
- Minstens een persoon spreekt deze taal als moedertaal.