Alchemie/Alchemie in de renaissance
De termen chemie en alchemie werden in de renaissance als synoniemen gebruikt en de verschillen tussen alchemie, chemie en metallurgie waren niet zo helder afgebakend als in de huidige tijd. In de praktijk waren er belangrijke overlappingen en de beoefenaars proberen in te delen in magiërs (alchemisten), wetenschappers (apothekers) en ambachtslieden (metallurgen) is eigenlijk anachronistisch.
De belangrijkste naam in deze periode is Aureolus Philippus Paracelsus (Theophrastus Bombastus von Hohenheim, 1493-1541), die de alchemie in een nieuwe vorm heeft gegoten. Hij wees een deel van het occultisme af dat door de jaren heen was verzameld en bevorderde het gebruik van waarnemingen en experimenten om de kennis over het menselijk lichaam te vergroten. Paracelsus was ook een pionier in het gebruik van chemicaliën en mineralen in de geneeskunde. Hij voegde aan de klassieke 4 elementen-theorie het tria prima van mercurium, sulfer en zout toe en maakte zijn eigen hybride vorm van alchemie en wetenschap die iatrochemie (chemie van de arts) werd genoemd. Ziekte en gezondheid van het lichaam waren volgens hem afhankelijk van de harmonie tussen de mens (de microkosmos) en de natuur (de macrokosmos).
In Engeland werd alchemie in die periode vaak geassocieerd met Doctor John Dee (13 juli 1527 - december 1608), beter bekend door zijn rol als astroloog, cryptograaf en algemeen 'wetenschappelijk adviseur' van koningin Elizabeth I. Dee werd beschouwd als een autoriteit op gebied van het werk van Roger Bacon, en was voldoende in de alchemie geïnteresseerd om er een boek over te schrijven: de Monas Hieroglyphica uit 1564, een werk dat duidelijk beïnvloed was door de kabbala. Dee werkte een tijd samen met de exuberante Edward Kelley, die beweerde met engelen te communiceren door middel van een kristallen bol en claimde een poeder te bezitten dat kwik zou veranderen in goud. Kelley zou door zijn exuberante uitspraken en gedrag aan de basis liggen van het populaire beeld van de alchemist-charlatan dat overal in de literatuur opdook.
Tycho Brahe (1546-1601), beter bekend om zijn astronomische en astrologische onderzoeken, was ook een alchemist. Hij had voor dat doel een laboratorium laten bouwen in zijn Uraniborg observatorium.