Alchemie/Egyptische alchemie
Het spoor naar de oorsprong van de westerse alchemie leidt naar het oude faraonische Egypte. Metallurgie en mystiek waren onlosmakelijk met elkaar verbonden in de oude wereld. Er wordt door Zosimos beweerd dat alchemie in het Oude Egypte het domein was van de priesterklasse.
Egyptische alchemie is ons vooral bekend dankzij de geschriften van oude Hellenistische (Griekse) filosofen, wier teksten vaak alleen overgeleverd zijn in Syrische en Arabische vertalingen. Originele Egyptische documenten over alchemie zijn schaars. Hieronder bevindt zich het Stockholm papyrus en het Leyden X papyrus. Vele geschriften gingen verloren toen keizer Diocletianus in 292 de verbranding van alchemistische boeken gebood na het onderdrukken van een opstand in Alexandrië, dat tot dan toe een centrum van Egyptische alchemie was geweest.
Volgens de legende zou de Egyptische god Thoth de stichter zijn van de Egyptische alchemie. Hij werd door de Grieken Hermes-Thoth of Hermes Trismegistus genoemd. Hij zou 'de tweeënveertig Boeken van de Kennis' geschreven hebben, die alle mogelijke domeinen van kennis, alchemie inbegrepen, bestreken. Het symbool van Hermes was de caduceus of slangenstaf, die een van de belangrijkste symbolen van de alchemie werd. Het 'Emerald Tablet' of 'Smaragden Tafel' werd via Griekse en Arabische vertalingen bekend als de Hermetica van de drievoudig-grote-Hermes en vormde de basis van de westerse alchemistische filosofie.