Geschiedenis van de filosofie/Oosterse filosofie
In het Westen verwijst de term oosterse filosofie in grote lijnen naar de verschillende filosofieën van 'het Oosten', met name uit Azië, waaronder China, India, Japan en Perzië. Men moet er wel rekening mee houden dat deze term voorbijgaat aan het feit dat deze landen geen deel uitmaken van een enkele cultuur.
Oude oosterse filosofie ontwikkelde zich voornamelijk in India en China. Hindoe-filosofie begint met de Upanishads, die gedateerd kunnen worden rond het midden van het eerste millennium v.Chr. De oudste, zoals de Brhadaranyaka en Chandogya Upanishads, zijn gedateerd op ongeveer de achtste eeuw v.Chr. Het filosofische bouwwerk van de Indiase religies, te weten het hindoeïsme, het jaïnisme en het boeddhisme is gebouwd op het fundament gelegd door deze Upanishads. Hindoe-filosofie wordt later gevolgd door de boeddhistische filosofieën en de Jain-filosofie. Confucianisme kan worden beschouwd als de oudste filosofische school van China. Confucianisme in China ontwikkelde zich rond dezelfde tijd als het boeddhisme en het in India ontwikkelde jaïnisme. Een andere school van filosofie, het taoïsme, ontstond in China omstreeks 200 v.Chr.