Oudgrieks/Blok 1/5-Grammatica: de infinitivus

-- Inleiding --

-- Basiscursus --

  1. Inleiding
  2. Een korte geschiedenis
    1. De Donkere Eeuwen
    2. Een bloei van beschaving
    3. Oorlogen en conflicten
    4. De Klassieke Periode
    5. Alexander de Grote en de Hellenistische Periode
  3. Blok 1
  4. Blok 2
  5. Blok 3
  6. Blok 4
  7. Blok 5
  8. Blok 6
  9. Samenvatting
  10. Afsluiting

-- Taaloverzicht --

  1. Klankleer
    1. Alfabet
  2. Vormleer
    1. Lidwoorden
    2. Zelfstandige naamwoorden
    3. Adjectieven
    4. Bijvoeglijke naamwoorden
    5. Werkwoorden
    6. Voornaamwoorden
    7. Bijwoorden
    8. Telwoorden
  3. Syntaxis
    1. De zin

-- Woordenlijst --


De infinitivus kennen wij in het Nederlands als de infinitief, de onbepaalde wijs, het hele werkwoord of de woordenboekvorm. De infinitivus is de vorm van het werkwoord die in het woordenboek staat en eindigt in het Nederlands in de regel op -en. In het Grieks staat altijd de ik-vorm in het woordenboek, in vergelijking met het Nederlands zou er in hun woordenboek dus staan Ik lees in plaats van Lezen. Toch heeft het Grieks wel aparte vormen voor de infinitivus, die redelijk veel gebruikt worden.

Vorming en gebruik bewerken

Vorming bewerken

In het Grieks eindigt de infinitivus op -ειν of -εῖν (ε-stam) in de praesens actief. Zo betekent ἔχειν bijvoorbeeld hebben. Er zijn echter ook infinitieven voor andere tijden die een andere vorm hebben. Dat geldt overigens ook voor onze taal; naast "hebben" kennen we ook "gehad hebben" of "(te) zullen hebben". Zo is in het Grieks ἕξειν een infinitivus die "(te) zullen hebben" betekent en ἐσχηκέναι "gehad (te) hebben". De laatste infinitivus eindigt dus niet op -ειν of -εῖν.

Ook onregelmatige werkwoorden hebben in het Grieks vaak een anders gevormde infinitivus, zoals het Griekse werkwoord voor 'zijn', dat εἶναι is. Ook hier eindigt de infinitivus niet op -ειν of -εῖν.

Gebruik bewerken

De infinitivus heeft in het Grieks twee hoofdfuncties waarvan er één niet in het Nederlands bestaat:

  1. Het werkwoord ná een vervoegd werkwoord
    Zodra er al een persoonsvorm, een vervoegd werkwoord, in de zin staat, maar er nog een extra werkwoord volgt, staat dit in een infitiefvorm. Zulke persoonsvormen zijn werkwoorden zoals gaan, kunnen, willen enz., die meestal een infinitivus nodig hebben om de zin aan te vullen en compleet te maken.
    Ἐμος πατερ εἰς την Κρητην πολοιῳ βαινει πλεῖν. (Mijn vader gaat met de boot naar Kreta varen.)
    Σύ τα πλοια ἐν ταις Ἀθηναις οὐκ ἐθελεις ἐχειν; (Wil jij de boten bij Athene niet hebben?)
  2. Accusativus cum infinitivo (AcI)
    Het fenomeen 'Accusativus cum Infinitivo' kennen wij in het Nederlands niet. Misschien is dit aspect al bekend door het Latijn, máár in blok 5 wordt de AcI uitgebreid behandeld.

Net als in het Nederlands kan de inifinitivus gebruikt worden als onzijdig zelfstandig naamwoord:

τὸ γρἀφειν - het schrijven
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.