De filosofie van de renaissance was een periode uit de Europese geschiedenis van de filosofie die ruwweg te situeren valt tussen de middeleeuwen en de periode van de verlichting. Vaak wordt ook de 15e eeuw ertoe gerekend en sommige wetenschappers gaan zelfs zo ver om de hele periode vanaf 1350 tot de vroege 17e eeuw er in onder te brengen - met inbegrip dus van reformatie en vroegmoderne tijd. Kenmerkend voor de renaissancefilosofie is de aandacht voor en de opleving van de antieke filosofie, met Plato en Aristoteles als toonaangevende figuren, en het enthousiasme voor alles wat met occultisme en hermetisme te maken heeft.

De renaissancefilosofie wendt zich van de middeleeuwse scholastieke studie van Aristoteles af. Marsilio Ficino (1433-1499) vertaalde het werk van Plato en schreef daar commentaren bij die sterk bijdroegen aan de verspreiding van Plato's leer. Veel denkers van de renaissance zijn dan ook aanhangers van het neoplatonisme, dat behalve door Ficino ook door het werk van Georgios Gemistos Plethon en Giovanni Pico della Mirandola bekend raakte in intellectuele kringen rond Florence.

Een filosofisch bastion in het denken van Aristoteles bleef de universiteit van Padua. Daar bestudeerde Pietro Pomponazzi(1462–1524) de teksten van Aristoteles zonder bemiddeling van het Thomisme en Averroes. In het algemeen kan gezegd worden dat het theocentrisme van de Middeleeuwen plaats maakte voor een antropocentrische wereldbeschouwing. Een wijdverbreide houding onder de geleerden van de renaissance werd het humanisme.

Periodisering

bewerken

Zoals met andere pogingen tot afbakening van een historische periode is ook hier geen sprake van een algemeen aanvaarde consensus. Zo hangt het bijvoorbeeld ook af van de regio waar men over spreekt. De renaissance begon in Italië en kreeg nadien invloed over de rest van Europa. Zo begon de noordelijke renaissance later dan in Italië, en ook de Engelse renaissance kreeg met Shakespeare haar bloeiperiode rond 1600 terwijl Italië, na het maniërisme, intussen was geëvolueerd naar de periode van de barok. Sommige historici beschouwen de reformatie en de contrareformatie als aparte historische periodes, ook wat betreft de filosofie, terwijl anderen deze onderscheiden tijdperken samen met de renaissance als uitingen van één beweging zien.

Bekende filosofen

bewerken
  • Francesco Petrarca (1304–1374)
  • Giovanni Boccaccio (1313-1375)
  • Nicolaas van Cusa (1401–1464)
  • Lorenzo Valla (1405–1457)
  • Marsilio Ficino (1433–1499)
  • Pietro Pomponazzi (1462–1525)
  • Pico della Mirandola (1463–1494)
  • Desiderius Erasmus (1466–1536)
  • Niccolò Machiavelli (1469–1527)
  • Copernicus (1473–1543)
  • Thomas More (1478–1535)
  • Francisco de Vitoria (circa 1480–1546)
  • Martin Luther (1483–1546)
  • Huldrych Zwingli (1484–1531)
  • Juan Luis Vives (1492–1540)
  • William Tyndale (1494–1536)
  • Bernardino Telesio (1509-1588)
  • Franciscus Patricius (1529–1597)
  • Michel de Montaigne (1533–1592)
  • Giordano Bruno (1548–1600)
  • Francisco Suárez (1548–1617)
  • Francis Bacon (1561–1626)
  • Galileo Galilei (1564–1642)
  • Tommaso Campanella (1568 – 1639)
  • Charles de Bolvelles
  • Hugo Grotius (1583–1645)
  • Michael Marcardies (1583–1646)
  • René Descartes (1596-1650)
  • Blaise Pascal (1623-1662)
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.