Italiaanse renaissance/Renaissance in de Lage Landen
De renaissance in de Lage Landen maakte zoals elders in Europa een bloeiperiode door van kunsten en letteren. Tijdens de middeleeuwen was de toestand van de de rijke Vlaamse steden zelfs te vergelijken met die van de Italiaanse republieken. In hun architectuur uit de 15e en 16e eeuw zijn elementen vermengd van de uit Italië afkomstige stijl.
De gebroeders Van Eyck verrijkten de Europese schilderkunst met de perfectionering van de olieverftechniek, gevolgd door Hans Memling, Quinten Metsys, Jan Gossaert en Lucas van Leyden. In de 17e eeuw zou de schilderkunst van de Lage Landen nog meer vermaardheid verwerven met het werk van Rubens en van Dyck in het zuiden, en in het noorden met Rembrandt van Rijn, de Nederlandse landschapschilders en de schilders van huiselijke taferelen en stillevens. Bekende namen uit deze periode zijn onder meer Jacob van Ruisdael en Albert Cuyp als natuurschilders, en Gerard ter Borch II, Jan Steen, Gerrit Dou, Adriaen van Ostade en David Teniers als kunstenaars die het dagelijkse leven uitbeeldden. Deze periode valt niet meteen binnen de afbakening van de historici, maar de bloei van de noordelijke schilderkunst ademde dezelfde vitale geest van de renaissance. Bovendien waren de beeldende kunsten in het noorden mogelijk als gevolg van de politieke onzekerheid en de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw later tot ontwikkeling gekomen.
De volkstaal in de Lage Landen profiteerde aanvankelijk maar weinig van de nieuwe culturele impuls die eerder het Italiaans, Spaans, Frans en Engels tot de rang van de klassieke talen verhief. Maar het humanisme kende in het noorden een grote bloei. Erasmus speelde daar een hoofdrol in, evenals een lange lijst van kritische wetenschappers en uitgevers als Lipsius, Heinsius en Grotius, en de drukkers Elsevier en Plantijn. De Universiteit van Leiden ontwikkelde zich tot het centrum van de intellectuele vooruitgang.