Italiaanse renaissance/Politieke en economische achtergrond
Dat de renaissance in Italië begon en zo'n hoge vlucht kon nemen, ligt voor een groot deel aan de gunstige politieke en economische omstandigheden. De wortels voor deze ontwikkelingen zijn terug te vinden in de middeleeuwen.
Het Italië van de late middeleeuwen verschilde op zeker drie punten van de rest van Europa:
- In Italië was er geen sprake van centralisatie.
- Het leenstelsel bestond al niet meer sinds 1200.
- Steden en handel waren in Italië vroeger dan elders tot grote bloei gekomen.
Het Italië ten noorden van Rome leek in de late middeleeuwen weinig op de rest van Europa. Terwijl bijvoorbeeld in Frankrijk en Engeland nationale monarchieën ontstonden, was er in Italië geen sprake van een centraal gezag. Zuid-Italië werd in de 12e eeuw een zelfstandig koninkrijk (het Koninkrijk Napels), [1] een aantal steden in Noord-Italië bleven in naam ondergeschikt aan de Duitse koning, en grote gebieden van Midden-Italië (tussen Rome en Ravenna) stonden als 'Kerkelijke Staat' [2] onder het gezag van de paus. In het zuiden had de aanwezigheid van de Saracenen geleid tot een opleving van de handel, en in de rest van Italië was evenmin chaos. De Alpen beschermden Italië tegen te grote bemoeizucht van de keizer en de macht van de steden groeide. De pauselijke macht vormde ook een effectief tegenwicht tegen mogelijke gebiedsuitbreiding en vergroting van de machtsinvloed van de keizer.[3] Eigenlijk hadden vooral de Noord- en Midden-Italiaanse steden profijt van deze Investituurstrijd, omdat ze de controversen tussen paus en keizer ten volle benutten. In de praktijk waren ze aan geen van beiden ondergeschikt. Soms braken tussen de steden onderling hevige conflicten uit, waarbij partij gekozen werd voor de keizer of de paus, of waarin de adel tegenover het volk stond,[4] maar in de periode van de renaissance evolueerde dit stilaan naar een voorkeur voor een meer diplomatieke aanpak. Terwijl er omstreeks 1125 al elf steden waren met een republikeins bestel, groeide dat aantal de volgende honderd jaar aan tot een dertigtal steden. Een aantal van die steden kozen zelf voor de duur van één jaar een podestà, die alle uitvoerende macht in handen had. Deze alleenheersers zouden de belangrijkste patroons en opdrachtgevers worden voor wetenschappers en kunstenaars. Ook de adel had aan invloed ingeboet, doordat in de gebieden ten zuiden van de Alpen het leenstelsel al lang voor 1200 had opgehouden te bestaan. Daardoor was de adel de basis van zijn macht verloren. Edelen waren in het middeleeuwse Italië van de 13e eeuw stadbewoners met aanzien, maar zonder veel invloed geworden. Dat de maatschappij in hoge mate verwereldlijkt was, werd toen al duidelijk doordat niet alleen de stadsbestuurders en de clerus maar ook rijke kooplui opdrachten gaven tot het maken van kunstwerken. De relatieve welvaart die de Italiaanse steden vanaf de 11e eeuw kenden in vergelijking met andere Europese landen en het bestaan van een vermogende middenklasse van kooplieden maakten dat de mate van geletterdheid in Italië groter was dan in de buurlanden.[5]
Noten
bewerken- ↑ Later Napels en Sicilië)
- ↑ Vaticaanstad is hier een overblijfsel van
- ↑ Onder meer keizer Frederik I van Hohenstaufen, bijgenaamd Barbarossa, probeerde tussen 1162 en 1183 een einde te maken aan de macht van de steden, maar hij moest uiteindelijk genoegen nemen met een compromis.
- ↑ In de 13e eeuw braken gewelddadige burgeroorlogen uit tussen adel enerzijds en een middenstand van handelaren en industriëlen (het 'volk') anderzijds
- ↑ In Boek I van zijn 'Kronieken' geeft Giovanni Villani (ca. 1300) een soort statistische analyse van de bevolking van Florence met het aantal scholieren en hogescholen