Italiaanse renaissance/Literatuur
De hernieuwde belangstelling voor de klassieken was al bij Dante (1265-1321) merkbaar, die in de Divina Commedia zijn visionaire tocht door het hiernamaals beschrijft met Vergilius als gids aan zijn zijde. Petrarca en Boccaccio schrijven evenals Dante een deel van hun werk in de Italiaanse volkstaal. Zij stimuleren door het vertalen, navolgen en zo mogelijk overtreffen van klassieke auteurs (translatio, imitatio en aemulatio) de hernieuwde interesse in de klassieke erfenis.
Auteurs
Luigi Pulci (1432-1484) was een Italiaans dichter, vooral bekend om zijn Morgante, een episch verhaal van een Saraceense reus die zich bekeert tot het christendom en de ridder Orlando (Roland) (volgt. Pulci werd geboren in Florence. Zijn opdrachtgevers waren de Medici's, vooral Lorenzo de Medici, die Pulci op diplomatieke missies stuurde. Rond 1470 ging Pulci in dienst van Robert Sanseverino, een noordelijke condottiere. Zijn broer Luca (1431-1470) was ook een schrijver. Zijn werken, alle in de Italiaanse taal, omvatten Pistole, Driadeo d'amore en Ciriffo Calvaneo. Matteo Maria Boiardo (1441-1494) was een Italiaans renaissancedichter. In zijn jeugd was Boiardo een succesvolle imitator van de liefdesgedichten van Petrarca. Meer serieuze pogingen volgden met de Istoria Imperiale, enkele adaptaties op basis van werk van Nepos, Apuleius, Herodotus, Xenophon, enz., en zijn Bucolica. Deze werden gevolgd door een komedie, Il Timone (1487?). Zijn bekendste werk is zijn grandioze gedicht over ridderlijkheid en romantiek Orlando Innamorato. |
Behandelingen van de renaissanceliteratuur beginnen meestal met Petrarca, die vooral bekend is vanwege zijn elegante sonnetten in de volkstaal. Zijn tijdgenoot en vriend Boccaccio is de auteur van de Decamerone, die haast onmiddellijk in heel Europa succes genoot. Andere beroemde 15e-eeuwse dichters die in de volkstaal schreven zijn Luigi Pulci (Morgante), Matteo Maria Boiardo (met het gedicht Orlando Innamorato) en Ludovico Ariosto (Orlando Furioso). Vijftiende-eeuwse schrijvers zoals de dichter Poliziano en de neoplatonische filosoof Marsilio Ficino maakten uitgebreide vertalingen uit zowel Latijn als Grieks. In de vroege 16e eeuw schreef Niccolò Machiavelli Il principe (De Heerser) en Castiglione Il libro del Cortegiano (Het boek van de Hoveling), die beide poogden het politieke, intellectuele en zedelijke klimaat van hun tijd te beïnvloeden. Een sleutelbegrip in Machiavelli's postuum uitgegeven Il Principe is virtù, dat eerder als doortastendheid dan als deugd begrepen moet worden. Een heerser met virtù kon immers in het belang van de staat zijn woord breken, liegen en zelfs moorden begaan. Ondanks het feit dat het nu beschouwd wordt als een van de eerste werken over politieke filosofie, kregen Machiavelli's theorieën niet veel gehoor bij zijn tijdgenoten. Zijn toneelstukken daarentegen, waaronder zijn meesterwerk Comedia di Callimaco: E di Lucretia (ca. 1518) zouden aan de basis liggen van een heel nieuwe theaterstijl. Door de aandacht die werd gegeven aan lokale, sociale problemen luidde zijn theaterwerk voor Europa de overgang in van de 15e-eeuwse op Latijnse komedies van Plautus en Terentius geïnspireerde werken naar het Elizabethaans theater met William Shakespeare als bekendste vertegenwoordiger.
Niet onbelangrijk in deze hele ontwikkeling is het werk van de drukker Aldus Manutius die met zijn opgerichte Aldine drukkerij in Venetië de productie van het kleine, relatief goedkope draagbare boek heeft gestimuleerd. Hij was ook de eerste die boeken uitgaf in het Oudgrieks.