Tarot/Kabbalistische tarot
Voor het idee dat de oorsprong van de Tarot terug te voeren zou zijn op het mysterieuze systeem van de joodse kabbala bestaat geen historisch bewijs. Deze theorie werd naar voren gebracht door de 19e-eeuwse Franse occultist Éliphas Lévi, die esoterische verbanden tussen tarot en kabbala onderzocht. Zijn systeem kreeg veel invloed op latere ontwikkelingen van de tarot. Zo baseerden de invloedrijkste tarotspellen van de 20e eeuw hun structuur, symboliek en interpretatie op kabbalistische principes.
Centraal in de westerse kabbala staat de levensboom, een hiërarchie van tien sferen (de "sefirot") die verbonden zijn door 22 paden van wijsheid, die worden in verband gebracht met de 22 kaarten van de Grote Arcana. De kleinere, genummerde kaarten (Kleine Arcana genoemd) komen overeen met de 10 sefirot. Alle "zessen" behoren bijvoorbeeld tot de zesde sefirot "Tiphareth" 'Schoonheid). Verder worden ook de kleuren van de tarotkaarten verbonden met een van de vier "werelden" van de levensboom. Zo behoren pentakels, die betrekking hebben op materiële, aardse dingen, tot de wereld van Assiah, de fysieke wereld.
De kabbalistische levensboom is een model waarmee hermetische kabbalisten het gehele universum en het ontstaan ervan symbolisch voorstellen. De sefirot worden in de kabbala gezien als de 10 attributen / emanaties waarmee God de wereld heeft geschapen en waardoor hij zich manifesteert.
De kabbalistische levensboom wordt bij esoterische tarot gebruikt als meditatiemiddel. Aan de leden van het 19e-eeuwse magische genootschap van de Golden Dawn werden graden toegekend naarmate zij verder gevorderd waren op de paden van deze levensboom.