Engelse literatuur/The Rime of the Ancient Mariner
The Rime of the Ancient Mariner is een lang verhalend gedicht geschreven door Samuel Taylor Coleridge. Het werd voor het eerst gepubliceerd in 1798 als onderdeel van de collectie "Lyrical Ballads", die Coleridge samen met William Wordsworth schreef. Het gedicht vertelt het verhaal van een oude zeeman die een bruiloftsgast tegenhoudt op weg naar de ceremonie en hem dwingt naar zijn beklijvende verhaal te luisteren. Aanvankelijk geïrriteerd, maar stilaan geamuseerd raakt de bruiloftsgast letterlijk gehypnotiseerd door het bijzondere relaas van de zeeman.
Thematiek
bewerkenHet gedicht onderzoekt thema's als schuld, verlossing en de onderlinge verbondenheid van alle levende wezens.
Inhoud
bewerkenThe Rime of the Ancient Mariner is verdeeld in zeven delen en volgt de reis van de zeeman terwijl hij met zijn bemanning op een schip de zee opvaart. Nadat het de thuishaven heeft verlaten en met gunstige wind heeft gevaren, drijft het schip af naar het zuiden, voortgedreven door tegenwind. De bemanning bevindt zich omringd door het ijs en in een dikke mist. Het schip komt al snel een albatros tegen, wat door de bemanning als een goed voorteken wordt beschouwd. Om de een of andere onbekende reden doodt de matroos de albatros echter met zijn kruisboog, waardoor hij en de bemanning vervloekt worden. Wraakzuchtige geesten drijven de boot vervolgens naar een niet nader opgegeven plaats. Een totale afwezigheid van wind immobiliseert de boot in het midden van de oceaan, zonder water om te drinken:
- "Water, water, everywhere,
- And all the boards did shrink;
- Water, water, everywhere,
- Nor any drop to drink."
- "Water, water, overal,
- en alle planken krimpen
- Water, water, overal,
- en toch geen drop te drinken"
Als straf voor zijn zinloze daad wordt de zeeman gedwongen de dode albatros om zijn nek te dragen. De bemanning geeft hem de schuld van hun hachelijke situatie. De matrozen sterven een voor een, waarna hun ziel hun lichaam verlaat en de zeeman achtervolgt. De zeeman, gebukt onder schuldgevoelens, wordt gekweld door griezelige visioenen en bovennatuurlijke verschijnselen.
Uiteindelijk komt het schip van de zeeman een spookschip tegen met de Dood en een groep geesten. Deze geesten vertegenwoordigen de zielen van de omgekomen bemanningsleden. De zeeman is getuige van een reeks bovennatuurlijke gebeurtenissen, waaronder de wederopstanding van de dode bemanningsleden, die vervolgens helpen het schip weer naar land te sturen.
Na zeven dagen en zeven nachten op zee doorgebracht te hebben onder de beschuldigende blik van de spookbemanning, slaagt hij er eindelijk in hun ware schoonheid te begrijpen en zegent hij ze met een gebed. De vloek wordt dan opgeheven en hij voelt de albatros loskomen van zijn nek. De regen begint hevig te vallen: de beproeving eindigt. Welwillende geesten nemen vervolgens bezit van de lichamen van de dode matrozen, die opstaan en het schip in veiligheid brengen. Daar zinkt het schip in een gigantische wervelwind en blijft alleen de oude zeeman over als enige overlevende. Als boetedoening zal de oude zeeman gedwongen worden de wereld rond te reizen en zijn verhaal te vertellen, waarvan de moraal volgens de oude zeeman kan worden samengevat als He prayeth best, who loveth best / All things both great and small; / For the dear God who loveth us, / He made and loveth all. Met andere woorden: we moeten houden van elk schepsel dat God maakt.
The Rime of the Ancient Mariner staat bekend om zijn levendige en sfeervolle beschrijvingen, het gebruik van symboliek en zijn verkenning van bovennatuurlijke thema's. Het wordt beschouwd als een baanbrekend werk van de 19e-eeuwse Engelse romantische poëzie en heeft een grote invloed gehad op volgende generaties dichters en schrijvers.