Leer jezelf ecologisch tuinieren/Pteridium
Pteridium is een wereldwijd voorkomend geslacht van twaalf soorten terrestrische varens uit de Adelaarsvarenfamilie (Dennstaedtiaceae). In België in Nederland is de gewone Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) de enige vertegenwoordiger van dit geslacht.
De geslachtsnaam Pteridium komt van het Griekse 'pteridion' (= kleine varen), dat op zijn beurt afgeleid is van 'pteris' (= varen) en 'pteron' (= vleugel).
- Soorten
-
Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum)
- Kenmerken
Pteridiums zijn kruidachtige, geofiete planten die overwinteren met een lange, dunne en kruipende rizoom, behaard maar zonder schubben, voorzien van vaatbundels en dunne, zwarte wortels. De rizoom kan tot meer dan 50 cm diep gaan en horizontaal meerdere meters ver doordringen. De veren staan verspreid en zijn 0,5 tot 4,5 m lang, breed driehoekig van vorm, en twee- tot viervoudig geveerd, papierachtig tot lederachtig aanvoelend. Er is geen onderscheid tussen vruchtbare en onvruchtbare bladen.
De bladsteel is glad of kort behaard, met talrijke in doorsnede U- of O-vormige vaatbundels. De bladspil is adaxiaal (aan de bovenzijde) gegroefd. De onderste deelblaadjes dragen nectarkliertjes. De pinnulae of bladslipjes zijn ovaal tot lijnvormig.
De sporenhoopjes zitten in een min of meer continue rij langs de bladrand op de onderzijde van de blaadjes en worden afgedekt door de omgekrulde bladrand en door een vaag, naar buiten openend dekvliesje.
- Verspreiding en habitat
Adelaarsvarens zijn terrestrische varens, die dikwijls zeer dominant optreden en grote kolonies vormen. Ze groeien zowel op zure als licht basische bodems, zowel in naald- en loofbossen als op open plaatsen (graslanden, akkers, heide), maar vermijden zeer vochtige plaatsen zoals moerassen en veengebieden.
De gewone adelaarsvaren heeft het grootste verspreidingsgebied en komt voor in alle gematigde en subtropische streken van de wereld, met inbegrip van Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland.
- Levenswijze en voortplanting
Gezien vanuit evolutionair standpunt worden adelaarsvarens beschouwd als de meest succesvolle groep van alle varens. Het is ook één van de oudste groepen, waarvan tot 55 miljoen jaar geleden fossielen bekend zijn. Een groot deel van dat succes hebben ze te danken aan hun voortplanting, die zowel vegetatief (via ondergrondse rizomen) als door sporen gebeurt. De sporen zijn zeer licht en zorgen voor de wijde verspreiding van de plant, de diepgaande rizomen maken de plant zeer competitief voor grondstoffen, water en licht, minder kwetsbaar in droge periodes, en geven bescherming tegen brand en oppervlakkige verstoring.
De rizomenstelsels kunnen zeer uitgebreid zijn, met diameters tot meer dan 100 m. De kolonies die zo ontstaan - die in feite uit één enkele, gekloonde plant bestaan - kunnen honderden jaren oud worden. De rizomen groeien onder de wortels van andere planten door, en concurreren daarmee direct om voedsel en water. Zodra de bladen uitkomen zetten ze de kleinere planten in de schaduw, en in de herfst en winter bedekken de afstervende bladende de andere planten en drukken ze plat.
Bijkomend produceren adelaarsvarens allelochemische stoffen die de groei en ontwikkeling van andere planten negatief beïnvloeden. Deze stoffen kunnen zelfs tot een jaar na verwijdering van de bladen de groei van andere planten verhinderen.
In het verleden werd het geslacht als monotypisch beschouwd, het omvatte enkel Pteridium aquilinum. Ondertussen is die soort opgesplitst in een tiental nieuwe soorten, met nog een aantal ondersoorten en varianten: