Leer jezelf ecologisch tuinieren/Vlinderstruik
Vlinderstruik kan enige, maar geen zeer strenge vorst verdragen. Trekt veel vlinders aan. De struik kan vrij goed tegen zeewind en kan daarom een uitkomst zijn voor mensen die niet ver van de kust wonen.
Alle families? |
Familie: Helmkruid (Scrophulariaceae) Geslacht: Buddleja Soort: Buddleja davidii |
Bloei: Bloem: Meer van dezelfde kleur? |
Juli tot september, De bloemen van de wilde soort zijn lichtpaars, maar kwekers hebben ook donkerpaarse, roze en witte cultivars ontwikkeld. |
Hoogte/Lengte: Meer van dezelfde hoogte? |
± 300 cm. |
Lokken: | Deze plant lokt en/of is vatbaar voor Atalanta, Witjes, Kleine Vos, Distelvlinder en Gehakkelde aurelia. |
FAQ: | Vragen en/of antwoorden over de Vlinderstruik? |
Maan(d) | Werk | KK | KT | LT | VW | ZD | PA | RA |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4 | Zie (uit)planten. Tot in het voorjaar kan geplant worden. |
|||||||
4 | Verzorgen: De onderzijde van de struik verhout en verhoute delen geven geen bloemen, de struik moet daarom jaarlijks of eens per twee jaar gesnoeid worden. De belangrijkste snoei gebeurt in het voorjaar na de vorstperiode (in april), de vlinderstruik wordt het best gesnoeid tot zo'n 50 cm boven de grond. Als het warmer wordt, vormen zich vanuit de knopen nieuwe takken die later in het jaar bloemen zullen dragen. De snoei bevordert de conditie van de vlinderstruik en zorgt dat de plant niet te groot wordt. Een tweede moment om - naar keuze - de plant te snoeien, is na de bloei. Deze snoei is minder diep dan de voorjaarssnoei, en dient vooral om bruin geworden bloemen te verwijderen, en om het uitzaaien te voorkomen. Het is wel goed om flink wat takken op de plant te laten staan, omdat deze de plant tegen de vorst beschermen. Als de plant niet gesnoeid wordt, zal de struik binnen enkele jaren verhouten en alleen hoog bloeien. De oude takken raken bovendien vaak beschadigd door vorst, en vormen dan een invalspoort voor verwelkingsziekten. |
|||||||
? | Zie vermeerderwijze. Het vermeerderen van de vlinderstruik gaat door middel van stekken of zaaien. De struik produceert veel zaad, maar de planten die hieruit groeien lijken zelden op de moederplant. Stekken is eenvoudig en geeft wel identieke jonge planten. Steek de toppen van afgeknipte takken (na de snoei) in het voorjaar in vochtige aarde, deze toppen moeten ongeveer 20 cm lang zijn. De stekgrond is niet zozeer van belang, al zullen de stekken in luchtige en enigszins vocht vasthoudende grond sneller aanslaan. Geef indien nodig af en toe water om verdroging van de grond rondom de stekjes te voorkomen (niet te veel). De takken wortelen makkelijk, in de meeste gevallen zal 95% van de stekjes aanslaan en na ca. 6 weken nieuwe bladgroei vertonen. Waarschijnlijk zal een gewortelde stek nog hetzelfde jaar stevige takken met bloemen ontwikkelen. Stekpoeder bevordert de beworteling maar is niet echt nodig. Stekken kan ook in de zomer door een tak vlak onder twee bladogen af te knippen, de tak wordt met de bladogen in de natte grond gestoken. Ook nu voldoet luchtige humusrijke grond. |
S/Z |